Jeugdherinneringen
van Bram Moerland:
Elke zondag zat de kerk nagenoeg vol. Op de preekstoel stond een man die met
luide stem de kerkgangers toesprak, op een heel speciale, enigszins huilerige,
zangerige toon.
Ik begreep er niet veel van, maar één ding werd me toch gaandeweg duidelijk.
Iedereen in de kerk had iets vreselijks gedaan – ze waren zondig.
Er was een God, en die was erover vertoornd. Het werkelijk verbazende was dat
iedereen elke volgende zondag terugkwam.
In plaats van boos weg te lopen kwamen ze tot mijn verbazing elke zondag terug
om precies dezelfde beschuldigingen aan te horen.
Ze waren kennelijk echt schuldig en vonden dat zelf ook.
Maar wat ze nu gedaan hadden daar kwam ik niet achter.
Die man op de preekstoel maakte duidelijk dat iedereen straf had verdiend.
In felle bewoordingen schilderde hij wat hen te wachten stond: eeuwig branden
in de hel, met knersende tanden.
Er was niemand die protesteerde.
Er waren veel mensen die het met de dominee eens waren.
De mannen vooral door instemmend te knikken tijdens de preek.
Vrouwen zaten soms stilletjes te huilen.
Niet iedereen ging naar de hel. Er was ook genade.
Maar de toorn van God vanwege de zonden was zo groot dat de kans op genade maar
heel klein was.
Bron: Bram Moerland, Gnosis
en gnostiek, pagina 8 e.v.
Zie verder inkijk exemplaar, o.a. Hel en verdoemenis