1. Kernthema gnostiek: 'Sta op en herinner jezelf'
3.
Verwantschap gnostiek met katharen en hermetisme
9. Breuk met de God der wrake van het Oude Testament
10.
Gnostische scheppingsmythe
12. Gnosis en Christusbewustzijn
Wij hebben als mens twee naturen.
13.
Dualisme en non-dualisme in de gnostiek
Auteur: Bram Moerland
Dit artikel gaat over de oude gnostiek zoals die
bloeide in de eerste eeuwen van onze jaartelling, en waarvan de katharen in
Zuid-Frankrijk de laatste vertegenwoordigers waren.
De gnostiek is opnieuw onder de aandacht gekomen door de vondst, in 1945, van
gnostische geschriften, de zogenaamde Nag Hammadi-geschriften uit de eerste
eeuwen van de westerse jaartelling.
Vóór de vondst van deze geschriften was de algemene opvatting van de
kerkhistorici dat de gnostiek diende te worden beschouwd als een ketterij, dus
als een afwijking van de hoofdstroom van het christendom.
De gnostici werden daarom door de kerk fel bestreden.
Maar steeds meer hedendaagse historici neigen er naar de gnostiek een
vooraanstaande positie te verlenen in de wordingsgeschiedenis van het vroege
christendom.
Een van de meest tot de verbeelding sprekende teksten uit de gnostieke Nag
Hammadi-geschriften is het Evangelie van
Thomas.
Dat is een verzameling uitspraken van Jezus, die door de meeste huidige historici van het christendom worden geacht ouder
te zijn dan de evangeliën uit het Nieuwe Testament, en vergelijkbaar met de
veronderstelde verzameling uitspraken Q (van 'Quelle'),
die aan de nieuwtestamentische evangeliën van Matteüs
en Lukas ten grondslag zouden hebben gelegen.
In 1321 werd de laatste kathaar verbrand. Daarmee was
de gnostiek als spirituele traditie uit de geschiedenis verwijderd.
Maar in onze tijd geniet de gnostiek opnieuw grote belangstelling.
Veel hedendaagse christenen ervaren de teruggevonden gnostische teksten als een
welkome bron van inspiratie, en als een kans op vernieuwing van het kerkelijk
christendom.
Uit de vondst bij Nag Hammadi blijkt ook een grote verwantschap van de
christelijke gnostiek met de zogenaamde hermetische gnosis. Daarin is niet
Jezus de hoofdpersoon, maar Hermes Tresmegistos.
Dat maakt duidelijk dat de gnosis als gedachtegoed in de oudheid niet alleen
maar christelijk was, maar ook voorkwam ‘onder de heidenen’.
Als we in deze tijd de gnostiek bestuderen, zoals die ons is overgeleverd in de
teksten die werden gevonden bij Nag Hammadi, kunnen we die proberen te verstaan
binnen het grotere kader van de klassieke oudheid, dus als
verwant met de heidense gnosis.
De 'heidense' gnosis is een vorm van filosofische spiritualiteit, waarin
geestelijke vrijheid en persoonlijke ontplooiing een grote rol spelen.
En niets belet ons die oude spiritualiteit te vertalen in hedendaagse beelden.
Zie het 7 stappenplan voor
spirituele groei, een moderne vertaling van de oude gnostiek.
De gnostici stelden de innerlijke gnosis boven elk uiterlijk gezag.
Het woord gnosis is verwant aan het Nederlandse woord geweten. De gnostici
verkondigden dat Jezus hun had geleerd dat liefde de kernkwaliteit is van de
gnosis.
De gnosis is het innerlijk weten van de liefde.
De gnosis als het weten van de liefde is een goddelijk weten, want het is
verbonden met de goddelijke bron van het bestaan waaruit alle mensen
voortkomen.
In elk mens schuilt een goddelijke vonk, leerden de gnostici.
Maar de meeste mensen zijn daar onwetend van.
Als spirituele traditie biedt de gnostiek een weg om de mens in staat te
stellen zich weer met die innerlijke vonk te verbinden.
Wie die verbinding heeft hersteld, beschikt ten gevolge daarvan over gnosis.
Om de gnosis in zichzelf te kunnen vinden moet een mens zich innerlijk
vrijmaken, zich bevrijden van alle morele slavernij.
Alleen wie zich vrij heeft gemaakt van alle uiterlijke morele dwang kan de
gnosis in zichzelf ontdekken, kan de goddelijke bron van zichzelf, in zichzelf
vinden, kan de goddelijke liefde in zichzelf realiseren.
De grote nadruk van de gnostiek op de bevrijding uit morele slavernij was
aanleiding voor de kerkvaders om de gnostiek amoreel of immoreel te noemen.
Door de gnosis is de individuele mens voor zichzelf de hoogste morele
autoriteit.
De gnosticus is zijn eigen wetgever, maar ook zijn eigen hoogste rechter.
Morele gedragsregels voor de samenleving worden door vrije mensen onderling
afgesproken, niet door een externe autoriteit opgelegd, vonden de gnostici.
Nooit kunnen die maatschappelijke conventies boven de innerlijke autoriteit van
de individuele mens geplaatst worden.
Er is in de gnostiek dan ook geen centraal kerkelijk leergezag, zoals de kerk
van Rome dat is voor de rooms-katholieken.
De afwijzing van een centraal leergezag leverde de gnostiek het verwijt op dat
het zou leiden tot sociale chaos en anarchie.
Het standaardverwijt tegen de gnostiek is dat het
egoïstisch en narcistisch zou zijn.
Maar misschien wel de belangrijkste boodschap van de gnostiek is dat alleen een
vrij mens in staat is tot waarachtige liefde. En die boodschap is nog steeds
actueel.
Mensen kunnen vergeten wie ze zelf in werkelijkheid zijn.
De onverloste mens is 'zichzelf kwijt'. Het gevolg daarvan is dat zo iemand het
contact met zijn innerlijk weten, de gnosis, verliest.
Wie zichzelf kwijt is, leeft als een slaaf van onpersoonlijke machten.
Deze staat van vervreemding van het ware zelf wordt in de gnostische teksten
met velerlei verschillende termen beschreven, zoals slavernij, vergetelheid,
slaap, dronkenschap, blindheid, de dood.
De meest algemene term die daarvoor vaak wordt gebruikt is 'de dwaling', in de
betekenis van 'verdwaald zijn'.
Daarbij past het volgende verhaal, het Lied van de Parel.
Het verhaal vertelt over een koningszoon die door zijn ouders naar een ver land
gestuurd wordt. De koningszoon krijgt de opdracht in het verre land een parel
te zoeken.
Als hij in dat land aangekomen is, vergeet hij echter zijn opdracht. Hij neemt
de zeden van het vreemde land aan en wordt zo een 'zoon van het land'.
Daardoor vergeet hij ook wie hij van oorsprong is, waar hij vandaan kwam en wat
zijn opdracht was. Maar dan komt er een boodschapper van zijn ouders. Die
herinnert hem aan zijn afkomst.
Nu weet hij weer wie hij is en hij herinnert zich ook zijn opdracht. Hij slaagt
erin de parel te vinden en hij keert terug naar zijn
geboorteland en wordt daar koning.
Het Lied van de Parel verbeeldt de staat van de mens die verdwaald is geraakt
in een vreemde werkelijkheid, zichzelf vergeten is en vervolgens door een
boodschapper namens zijn ouders weer aan zijn ware aard herinnerd wordt en zo
leert zichzelf en zijn bestemming te hervinden.
In de gnostische teksten is Jezus die boodschapper.
De verlossing uit de dwaling kan de mens dus verkrijgen door zich zijn
oorspronkelijke aard te herinneren, door zich te verbinden met zijn ware zelf.
Dat proces wordt beschreven als bevrijding, wakker worden, weer nuchter worden,
de genezing van blindheid, de opstanding uit de dood. De algemene term daarvoor
is 'het herstel.'
Het woord herstel dient te worden verstaan in de zin van genezing.
In het Nieuwe Testament wordt verteld hoe Jezus wonderen verrichtte. Hij genas
zieken en wekte zelfs doden weer tot leven.
Voor de gnostici waren dat geen feitelijke gebeurtenissen; het zijn geen
wonderen.
Het zijn symbolische beschrijvingen van het herstel door Jezus als de verlosser
uit de dwaling.
De gnostische Jezus geneest mensen van de dwaling, hun zelfvergetelheid.
Hij leert ze zichzelf herinneren. Een gnostische tekst uit de vondst bij Nag
Hammadi formuleert het zo: 'Sta op en herinner jezelf.'
Hier zien we heel kort samengevat de kern van de gnostiek: de opstanding is
geen verrijzenis uit de lichamelijke dood, maar een spiritueel proces, gericht
op het weer tot leven wekken van het ware zelf.
Wie zichzelf hervindt zal niet alleen weten wie hij is, maar ook zijn
bestemming kennen. Ook dat weten behoort tot de gnosis.
Daarover handelt een tekst uit het Evangelie van de Waarheid, ook een van de
teksten die gevonden werden bij Nag Hammadi, geschreven door de gnosticus Valentinus:
Wie
zo gnosis heeft, weet waar hij vandaan gekomen is en waar hij heen zal gaan.
Hij weet, zoals iemand die dronken was, en weer nuchter is geworden en, tot
zichzelf gekomen, zijn zaken weer op orde heeft gesteld.
We weten weinig van de bijeenkomsten van de gnostici, want daar schreven ze
niet over. Maar we kunnen daarvoor te rade gaan bij een van hun meest fanatieke
bestrijders, Tertullianius.
Hij schreef eind tweede eeuw over de vieringen van de door hem verfoeide
gnostici:
Om te beginnen staat het niet vast wie er toehoorder is en wie een gelovige:
iedereen heeft toegang op voet van gelijkheid.
Ze ontmoeten elkaar in hun eigen huizen, ze luisteren naar elkaar als gelijken
en bidden samen als gelijken.
Zelfs als heidenen daaraan deelnemen voeren ze wat heilig is aan deze honden,
en hun parels, hoewel vals, schenken ze aan deze zwijnen.
Ze willen geen discipline, en het belang dat wij daaraan hechten noemen ze
onderdrukking van de zwakken.
Met iedereen die langs komt delen ze de vredeskus, want zij geven er niet om
dat zij over bepaalde onderwerpen verschillend denken.
Maar is er is wel degelijk verdeeldheid onder hen, want zij houden er allerlei
verschillende opvattingen op na, behalve de waarheid waar ze oorlog tegen
voeren.
Ze noemen iemand al volmaakt zonder dat die enige vorming heeft ontvangen.
De ketterse vrouwen zijn zelfs brutaal genoeg – met onbedekt hoofd! - om
anderen te onderwijzen, om deel te nemen aan discussies, misschien wel om te
dopen.
Nergens is het zo gemakkelijk aanzien te verwerven als bij een bijeenkomst van
deze ketters, want alleen al het feit dat je aanwezig bent wordt als een grote
verdienste beschouwd. Vandaag is daar de één een bisschop en morgen weer een
ander.
De diaken van vandaag is morgen weer leek. Ja, zelfs leken laten zij het
priesterambt uitoefenen! Hoe lichtzinnig, hoe werelds, hoe louter menselijk is
het, zonder ernst, zonder gezag, zonder discipline, net als hun geloof.
(Tertullianus, Recepten tegen
ketterij,41)
De Catholic Encyclopedia op het
internet roemt Tertullianus als volgt:
De grootste opponent van de gnostiek uit de vroege christelijke kerk, is Tertullianus, die praktisch zijn hele leven wijdde aan de
bestrijding van deze afschuwelijkste aller ketterijen.
Jullie
zijn de poorten van de duivel. De toorn van God rust op jullie geslacht tot in
deze tijd, zoals ook jullie schuld noodzakelijkerwijs voortleeft.
Waar slaat dat op?
In het eerste boek van het Oude Testament wordt verteld hoe Eva door de slang
werd verleid om te eten van de boom van kennis van goed en kwaad, hoewel God
dat streng verboden had.
Eva verleidde daarna haar man Adam om ook van de boom van kennis van goed en
kwaad te eten. Sedertdien verkeren alle mensen in een staat van erfzonde,
leerde de kerk, en dat is de schuld van Eva.
Alle vrouwen na Eva delen in haar schuld.
In de Bijbel staat een soortgelijke lering in een brief die (ten onrechte) is
toegeschreven aan Paulus (1 Timoteüs 2:11-14, NBV):
Een vrouw dient zich gehoorzaam en bescheiden te laten onderwijzen; ik sta haar
dus niet toe dat ze zelf onderwijst of gezag over mannen heeft; ze moet
bescheiden zijn.
Want Adam werd als eerste geschapen, pas daarna Eva. En niet Adam werd misleid,
maar de vrouw; zij overtrad Gods gebod.
In de gnostiek
wordt de zondeval echter niet als leerstelling erkend en wordt het eten van de
verboden vrucht in het paradijs veelal gezien als een symbolische vertelling
over het verwerven van gnosis: de mens neemt kennis van goed en kwaad, daartoe
uitgenodigd door Eva, een vrouw.
Dat gaat samen met een geheel andere perceptie van de rol van de vrouw in de
gnostiek, namelijk als de gelijke van mannen, zelfs als verlosser van het
mannelijke.
Als in het conflict tussen de kerk en de katharen in de twaalfde eeuw een
delegatie van de paus een gesprek aangaat met een delegatie van de katharen blijkt
er bij de katharen een vrouw deel van het gezelschap te zijn.
De vertegenwoordiger van de paus roept ontsteld en verontwaardigd uit: ‘Vrouw,
keer terug naar uw spinnewiel!’
Hij weigerde te onderhandelen met een vrouw. Het zou Esclarmonde
de Foix betreffen, een kathaarse
parfaite, en zus van de graaf van Foix.
Dat leidt in de gnostische teksten voortdurend tot een
omkering van de betekenis van de oudtestamentische verhalen.
Zo is er een geheel andere interpretatie van het paradijsverhaal. Ook in dat
verhaal herkennen de gnostici Jahweh als de Heer van het Kwaad.
Het verhaal gaat als volgt.
Jahweh schiep de kosmos en alles wat leeft. De aarde bevond zich aanvankelijk
in een paradijselijke staat. In dat paradijs woonden Adam en Eva, de eerste
mensen.
Jahweh verbood hen te eten van de boom van kennis van goed en kwaad.
Jahweh: Ten dage dat gij daarvan eet (van de boom van kennis van goed en
kwaad) zult gij zeker sterven.
Maar dan komt de slang. De slang is volgens de gnostici een voorloper van
Jezus.
Ook de slang is een brenger van gnosis.
De slang zegt tegen Eva:
Gij zult geenszins sterven, maar Jahweh weet dat ten dage dat gij daarvan eet
uw ogen geopend zullen worden, en gij God zult zijn, kennende goed en kwaad.
Eva eet van de boom van kennis van goed en kwaad en deelt daarvan ook met
Adam.
Jahweh ontdekt dat en zegt:
Zie de mens is geworden als een onzer.
Voor gnostici is dat alles duidelijke taal.
Jahweh wilde de mens bewust onwetend houden van zijn ware aard, die goddelijk
is.
Maar zijn plan lijkt mislukt. Daarom verdrijft hij hen uit het paradijs en
onderwerpt hij hen aan zijn goddelijke toorn. Daardoor wordt de schepping een
wereld van angst.
Jezus wil de mens van die angst bevrijden en hen oproepen het koninkrijk op
aarde te vestigen, dat wil zeggen de schepping te herstellen in zijn
oorspronkelijke glorie, het koninkrijk als een wereld van liefde.
In die andere interpretatie past ook een heel andere waardering voor Eva.
Zij is niet de oorzaak van de erfzonde, zoals in het kerkelijke christendom,
maar de eerste verloste mens.
In de oudtestamentische traditie schiep God op één enkel tijdstip, namelijk 'in
den beginne', de gehele kosmos.
Die
kosmos bestaat sedertdien geheel op zichzelf.
Maar de gnostiek heeft een geheel andere scheppingsmythe.
In
de gnostiek wordt de wereld op elk moment nieuw geschapen. Zoals het licht
steeds weer opnieuw uit de zon straalt, zo vloeit in een nooit eindigend
scheppingsproces de werkelijkheid voort uit de oerbron van het zijn.
Men noemt dat permanente wordingsproces van de werkelijkheid: een emanatie.
De werkelijkheid zoals we die om ons heen ervaren is een emanatie van de bron
van alle zijn.
Met die opvatting is verbonden de Aramese versie van het Onze Vader, die begint
met:
Bron van zijn, die ik ontmoet in mijn ontroering om al wat is,
Ik geef u een naam opdat ik u een plaats kan geven in mijn leven.
In de traditionele christelijke godsvoorstelling is er een onoverbrugbare
afstand tussen de mens en God.
Mens en God zijn wezensongelijk.
Maar in de gnostiek is dat anders. Wij zijn als mens rechtstreeks met de bron
verbonden. Zoals een lichtstraal verwant is aan de zon, zo is ook de mens
verwant aan de Bron.
Wij hebben 'de gelaatstrekken van de Vader'.
Wij zijn 'de erfgenamen van de Vader'.
Dat zijn uitdrukkingen in gnostieke teksten om weer te geven dat wij als mens
verwant zijn met de Bron zoals een kind met zijn ouders.
De beeltenis van God, die elk mens in zich draagt, zoals een kind op zijn
ouders lijkt, is het 'oorspronkelijk gelaat' van de mens.
Maar, je kunt als mens de innerlijk ervaring van die verwantschap kwijtraken.
Dan heb je daar geen weet meer van. Je bent dan een 'onwetende' geworden.
Doel van de gnostiek als spiritueel pad is om die verwantschap weer ervaarbaar
te maken.
Dan ben je een ‘wetende’ en beschik je dus over ‘gnosis’.
Wij hebben als mens twee naturen
- De ene natuur is de persoonlijke natuur, waarbij men zichzelf ervaart als
in de tijd geplaatst, met een geboorte en een dood.
Dat is de mens met een geschiedenis en een persoonlijke identiteit. Bij deze
persoonlijke natuur hoort het 'persoonlijk bewustzijn'.
- De tweede natuur van de mens is zijn tijdloze goddelijke kern. Deze tijdloze
goddelijke kern van de mens heet in de gnostiek 'de Christus.'
Als bijvoorbeeld in de brief aan de Kolossenzen in
het Nieuwe Testament gezegd wordt: 'Het geheim is dit: Christus woont in u,'
dan is dat voor een gnosticus duidelijk verstaanbaar.
Ja, dat is het geheim waar het in de gnostiek over gaat.
Ook wordt over Paulus verteld dat hij de Christus in een visioen ontmoette.
Precies, de Christus is geen historische persoon die men 'in het vlees,' als
een ander mens, kan tegenkomen.
De Christus is geïncarneerd, vleesgeworden, in elk van ons, niemand
uitgezonderd.
In het Nieuwe Testament wordt verteld dat Jezus door Johannes de Doper in de
Jordaan gedoopt werd.
Op dat moment, zo gaat de vertelling, daalt de Heilige Geest op hem neer.
De Jordaan staat hier symbool voor de stroom van het zijn die voortvloeit uit
de oerbron, het levenswater.
De historische mens Jezus wordt hier dus met zijn persoonlijke natuur
symbolisch ondergedompeld in de oerstroom van het
zijn, en ervaart op dat moment zijn tijdloze Christusbewustzijn.
Hij is een Christus geworden en zal voortaan zijn discipelen leren hoe ook zij
een Christus kunnen worden, dat wil zeggen, zich bewust worden van de
Christusnatuur die reeds in hen, en in alle mensen, aanwezig is.
En zijn discipelen kunnen op hun beurt die blijde boodschap weer doorvertellen
aan iedereen die het horen wil, en: 'Wie oren heeft die hore.'
In oecumenische zin zijn gnostiek, boeddhisme en hindoeïsme en vele andere
spirituele tradites slechts variaties op hetzelfde
thema. Ze kunnen elkaar aanvullen en verrijken.
Alleen wie meent in het exclusieve bezit te zijn van de enige zaligmakende
waarheid plaatst zich buiten dat spirituele deelgenootschap.
Jezus
zei:
Wie uit mijn mond drinkt
zal zijn zoals ik en ik zoals hij;
en wat verborgen was zal hem geopenbaard worden.
Het gaat hier dus om de gelijkheid van het wezen van
de mens met het wezen van God.
Dat is het overkoepelende aspect van de verschillende gnostische stromingen.
Daarom, en dat is een tweede kenmerk van de gnostiek, is kennis van het ware
zelf ook godskennis.
Dat zelfkennis ook godskennis is, geldt in de gnostiek als een ervaarbaar
inzicht.
De gnostiek als spirituele traditie in zijn verschillende vormen streeft naar
die ervaarde godskennis.
Ook de mystiek streeft overigens naar ervaarde godskennis.
Het verschil met de gnostiek is dat in de mystiek een ik-Gij relatie
gehandhaafd wordt.
God blijft daarin de Ander.
De mystiek beschrijft de ervaarde ontmoeting met het goddelijke als een
liefdesrelatie van twee niet-identieke partners.
In de gnostiek is God echter niet de gans Andere, maar identiek aan het zelf en
daarmee geheel samenvallend, co-substantieel dus.
In de geloofsbelijdenis van Nicea zoals die in 325 werd vastgelegd wordt gezegd
dan Jezus één in wezen is met de Vader.
Voor gnostici geldt dat voor elk mens. En dat is het fundamentele verschil
tussen de traditioneel christelijke opvatting en de gnostiek: niet alleen Jezus
is wezensgelijk aan de Vader, maar elk mens.
Het wezen van God in de mens doet zich kennen in de vorm van liefde. De liefde
is de inwoning Gods in de mens.
In hoeverre is de gnostiek nu toch dualistisch? Men
onderscheidt binnen de gnostiek drie hoofdstromingen:
a. de Thomas-gnostiek,
b. de sethiaanse gnostiek,
c. de valentiniaanse gnostiek.
Alle drie stromingen zijn dualistisch in die zin dat ze een transcendente
geestelijke werkelijkheid veronderstellen naast de daarvan onderscheiden
alledaagse werkelijkheid van het menselijk bestaan. Maar hun houding
daartegenover is geheel verschillend.
ad a. Het evangelie van Thomas is overwegend non-dualistisch, dat wil zeggen
dat het streeft naar de opheffing van de afgescheidenheid
tussen die twee aspecten van het menselijk bestaan, het aardse en het
transcendente, en die met elkaar te verbinden.
Zo zegt logion 106 dat we pas waarachtig mens zijn
als we die twee aspecten in onszelf met elkaar verbinden:
Als
jullie de twee één maakt,
zul je een zoon van de mens worden
ad b. De Sethiaanse gnostiek is de meest platoonse in de radicale afwijzing van het lichaam en de
stoffelijke werkelijkheid, en is dus streng dualistisch.
We vinden die vooral verbeeld in het Geheime boek van Johannes uit de Nag
Hammadi-geschriften. Daar vinden we ook de meest nadrukkelijke afwijzing
van de materiële schepping.
De schepper uit Genesis in het Oude Testament wordt daar zelfs voorgesteld als
de boosaardige Demiurg.
ad c. De Valentiniaanse gnostiek ziet het
dualistische onderscheid van materie en geest als niet-reëel.
Wat we gewoonlijk voor de werkelijkheid houden is slechts een illusie waar men
zich van kan bevrijden.
De Valentiniaanse gnostiek lijkt daarmee veel op het
boeddhisme.
Tot slot
Het staat u geheel vrij om deze tekst in cursussen te gebruiken, door te sturen
aan wie u maar wilt, op uw website te plaatsen of op andere wijze aan uw
medemensen kenbaar te maken.
Wel graag met bronvermelding: Tekst Bram Moerland
Zie ook het boek van Bram Moerland:
Gnosis en gnostiek
De bevrijding van de liefde