De mens onderweg

Auteur: Henk Berkhof

Hoe omschrijft hij ‘onderweg’?

Een mens is steeds in wording, hij is voo­rtdurend bezig om zijn identiteit verder te ontwik­kelen.
Dit "onderweg zijn" heeft als beginpunt de oude mens en als eindpunt de nieuwe mens. 

Van "de mens die zichzelf maar altijd al te vaak is"  (de oude mens) naar  "de mens die hij geroepen is te zijn" (de nieuwe mens).

Deze stel­ling  roept  twee vragen op:
1. Wie is die oude mens?
2. Wie is die nieuwe mens?

Antwoord:
De mens heeft drie wezens­ken­merken:

1. De mens is een antwoordelijk wezen

In tegenstelling tot het dier is de mens er op gebouwd om ant­­­­woord te geven op vragen die hem worden ge­steld.
Vragen die de mens kan beant­woorden vanuit zijn geweten.
Het gaat hier om vragen met een ethisch‑­rel­igieuze strek­king.

Door­dat de mens een "antwoordelijk wezen" is staat hij als VER‑antwoordelijk in de schepping.
Aan de mens kan worden ge­vraagd waarom hij op een bepaalde manier met de schep­ping omgaat.

Het is de mens die op zo'n vraag een ant­woord is verschuldigd. Hij kan zich niet distanti­ëren van problemen waar hij mee wordt geconfron­teerd.

2. De mens is een vrij wezen

De mens is vrij om de weg te gaan die hij wil.
De mens kan zelf echt be­slis­sen, kan zelf kiezen welke rich­ting hij wil gaan.

De mens is dus niet voorgeprogram­meerd: bij misstappen kan hij niet naar zijn Schep­per kijken en Hem verwijten dat zijn leven gaat zoals het gaat. 
Vrijheid  betekent  dat  de  mens  een  onaf wezen is: de mens is geschapen als mogelijkheid.
Zijn id­en­titeit ligt niet in hem, maar voor hem.

3. De mens is een relatie‑wezen

Het zijn‑in‑relatie heeft een drie­vou­dige verschij­ningsvorm:

- Het zijn met God.
- Het zijn met de medemens.
- Het zijn met de natuur.

Deze drie verschijningsvormen hangen samen.

- Vanuit het zijn met God krijgt het zijn met de medemens en het zijn met de natuur ges­talte.
- Bij mensen is de relatie altijd ge­brekkig.
- Bij Je­zus zien we hoe de re­la­tie volmaakt is: Hij is ge­heel ge­richt op God, zijn naaste en be­heerst de natuur.

Hoe is de oude mens?

a. Hij distantieert zich van zijn antwoor­delijk‑zijn.
Hij ontkent de ontmoe­ting met God en loopt weg voor het ethisch appèl dat vanuit de samenle­ving op hem wordt gedaan.

b. Hij misbruikt zijn vrijheid.
Deze mens maakt keuzen, die voort­komen vanuit egocentrische motieven.

c. Hij leeft in ontwrichte relatie met God, mede­mens en natuur.

Hoe is de nieuwe mens?

Berkhof geeft hierop een Christocentrisch antwoord.
De nieuwe mens is Jezus van Na­za­reth.
Jezus ver­tegenwoordigt de nieuwe schepping: de mens die als eer­ste beant­woordt aan de mens, zoals door God bedoeld.

Uit de bijbelse getuigenis over het leven van Jezus kun je daarom af lezen hoe de nieuwe mens is.

Deze nieu­we mens:

1. Hij wil God kennen; hij richt zijn gehele leven in, zodanig dat hij antwoord kan geven op Gods bedoelingen.
Hij kiest voor een daadwerkelijk leven met God.
Hij verwerkelijkt een harmonieuze relatie met God, medemens en natuur.

De mens onderweg

De gelovige mens kent de richting die hij in zijn leven wil gaan.

Hij gelooft ook in het goede van het eind­doel, maar heeft bij het realiseren van die doelen steeds het gevoel van falen:
- de nei­ging die je hebt om toch ste­eds eerder te kiezen voor jezelf dan voor de ander;
- de veelvoorkomende breuken, die de relaties tussen mensen kenmerken;
- de strijd voor het goed houden van deze rela­ties en de onmacht die je als mens daarbij hebt.

Het proces dat moet worden doorgemaakt om te komen tot de "nieuwe mens", wordt ge­kenmerkt door vallen en opstaan.

De mens is een wezen dat geneigd is om de verkeerde keuzen te maken en relaties te verbreken. Tegen die neigingen moet hij strijden.
Zijn leven wordt gekenmerkt door het onderweg zijn tussen
a. het oude mens-zijn (zijn startpositie) en
b. het nieuwe mens zijn (zijn eind­doel).
Bron: H. Berkhof,
De mens onderweg.