Mensbeschouwing
Een filosofische
antropologie
Inhoud
Hoofdstuk II. De mens en zijn wereld
2. De vier ken-wijzen van Klukhuhn
3. De psycho-analyse, het onbewuste
4. Mythologische geloofsvoorstellingen
5. Zelfoverstijging, meditatief bewustzijn
6. Psychologen over de rol van intuïtie
7. Mensen zijn interpreterende wezens
Hoofdstuk III. Theologie in beweging
3. Jezus, rationeel en transcendent
6. Een post-theïstisch zondebegrip
Hoofdstuk IV. De mens als zingever
1. Frank Martela, de zin van het leven
3. Heidegger: Zingeven aan je leven
4. Hendrikse: In hoeverre is je leven maakbaar?
5. Erik Erikson, positieve of negatieve
ontwikkeling
6. Dirk De Wachter, uniek en eigentijds
Hoofdstuk V. Mijn innerlijke wereld
1. Jeugdherinneringen, een anekdote
2. Maslow, zes behoefte-niveaus
5. Erik Erikson, acht levensfasen
7. Kohlberg, niveaus morele ontwikkeling
Bernard Sietses
weblog, 2023
Als eerste stel ik de vraag waarom mensen
meer en meer de kerk verlaten.
Wat is de situatie waarin we terecht zijn gekomen? Zie een artikel over
ontkerkelijking in dagblad Trouw 22-12-2022.
Waarom heeft de kerk als drager van het Christelijk geloof het zo moeilijk?
Waarom kiezen kerkgangers een alternatieve
weg als het gaat om de verrijking van hun geestelijk leven?
Is de boodschap van de Christelijke kerk niet meer van deze tijd?
Is het niet zo dat op grond van nieuwe theologische inzichten geloofsvoorstellingen inhoudelijk zouden moeten worden bijgesteld?
Veel vragen, hoe vinden we hierop antwoord?
Het blijkt dat een plaatselijke predikant,
Hans Meijer, mij een denkrichting kon geven.
Tijdens een kerkdienst boeit Ds Hans Meijer zijn toehoorders niet alleen met een heldere, goed te begrijpen verkondiging maar geeft ook -waar nodig- een eigentijdse interpretatie van Bijbelteksten.
Hij creëert een religieuze omgeving waar ik me goed bij voel.
Als bijzonderheid noem ik de verschillende bijeenkomsten met de naam ‘Taizé-vesper’. Daarin wordt een meditatieve sfeer gecreëerd door: muziek, koorzang, meditatie en stilte.
Samen met mijn vrouw bezocht ik verschillende van zijn ‘leerhuizen’. Hij gaf
daar informatie met een inhoud die mij deed opleven. Deze sloot niet alleen aan
bij wat ik jaren geleden al had gehoord en gelezen, maar vooral ook bij mijn
eigen denken en beleven. Allerlei dingen werden mij duidelijk, met name dat er
een overtuigend verband is te leggen tussen geactualiseerde
geloofsvoorstellingen en onderwerpen uit de filosofie en psycho-analyse. Aanleiding
voor mij om hiervan studie te gaan maken.
Vanaf 2018 ben ik me gaan verdiepen in de meer recente theologie met daaraan gekoppeld onderwerpen uit andere bronnen. Te vinden in de literatuurlijst.
Kunnen we greep krijgen op de wijze van denken van de hedendaagse mens?
Ja zeker, een voorwaarde daarbij is wel dat men kennis neemt van datgene wat in de afgelopen eeuwen is gebeurd. Het is de Renaissance die kan worden aangewezen als de periode waarin de geschiedenis van de West-Europese cultuur begint; een nieuwe manier van denken bood zich aan. Deze is bekend geworden onder de naam ‘de moderne tijd’.
Tot in de 16e eeuw heeft de kerk
het vol gehouden: de waarheid werd in een geloofsleer verpakt en als
objectief aan de ‘gelovigen’ doorgegeven. Andersdenkenden werden gestraft.
Het probleem bleef echter dat ieder mens op een eigen subjectieve manier
waarneemt, beleeft en denkt. Het bleek onmogelijk om iedereen op dezelfde wijze
te laten ‘geloven’. Zie ook 12,
hfd 3
De
Verlichting in de 18e eeuw was een reactie op een dogmatisch autoriteitsgeloof.
Er ontstonden twee hoofdstromingen, het Rationalisme en als reactie de
Romantiek.
Tot
in de Middeleeuwen werd de Christelijke Religie voorgeschreven door specialisten,
geestelijken die op de hoogte waren van de kerkelijke leer.
De filosoof René Descartes (1596-1650) bracht hier verandering in door
de religie niet meer als allesbepalend uitgangspunt te nemen. In plaats daarvan
gaf hij het menselijke verstand prioriteit.
Zijn gedachtegoed werd bekend onder de naam rationalisme, een stroming die het
denken tijdens de Verlichting zou gaan bepalen. 40
Nieuwe
vragen werden gesteld zoals:
- waarvoor zouden we God nog nodig hebben als ons eigen verstand toch ook
antwoord kan geven op onze zingevingsvragen?
- En, wat moeten we met een kerk die ons wil overtuigen van haar eigen gelijk,
van datgene waarvan zij zeggen dat het de absolute waarheid is?
Jaren later kreeg het filosofisch denken van Descartes (ook) een vervolg bij
Immanuel Kant (1724-1804). Hij geeft religie een plaats binnen de grenzen
van de rede! 42, pg121
Als reactie op het Rationalisme ontwikkelde zich de Romantiek, een stroming die zich
vooral aan het eind van de 18e en in de 19e eeuw sterk deed gelden in de kunst
(beeldende kunst, literatuur en muziek).
Tijdens de Romantiek werd de subjectieve ervaring als uitgangspunt genomen.
Hierdoor kwamen introspectie, intuïtie, emotie, spontaniteit en verbeelding
centraal te staan.
Een bekende vertegenwoordiger van deze stroming was de filosoof Jean Jacques Rousseau.
Bij
hem stond niet de rede centraal die tot vooruitgang leidde, maar het hart en de
‘natuurlijke toestand’ van de onbedorven mens. Deze leefde als wilde of als
plattelandsmens, twee types die Rousseau verheerlijkte omdat ze een natuurlijk
leven leiden. De mens was in zichzelf vrij en onafhankelijk, aldus Rousseau,
maar werd uiteindelijk bedorven door luxe, vooruitgang en wetenschap.
Conclusie
Het belangrijkste kenmerk van de Verlichting is dat de theologische antropologie verandert in een filosofische antropologie. Het is de méns die de grondslag wordt van alles wat er gebeurt. Men wilde niet meer zoeken in ‘een hogere werkelijkheid’. De méns neemt de plaats in van God.
Het nieuwe uitgangspunt wordt de wereld zoals deze zich voordoet. Als realiteit, voor de mens waarneembaar.
Eind
jaren 1950 krijgt de Moderniteit
een nieuwe fase. Het póstmodernisme doet zijn intrede!
Het postmodernisme is een cultuurstroming die ontstond aan het eind van de jaren 1950. Kenmerkend ervan is de radicale twijfel aan waarheid zoals die wordt opgeëist door systemen die hun eigen wetgeving vaststellen. Het gaat daarbij om de ‘grote verhalen’ die waarheid claimen, zoals gebeurt in de politiek en in de theologie.
Eigen ervaringen
in de jaren 1960/1970
In
het gereformeerde milieu waarin ik opgroeide stonden de waarden en normen vast,
ze waren een richtlijn voor mijn opvoeding. Ze domineerden zowel thuis als op
school, in ‘onze’ politieke partij als in ‘onze’ krant. Ik herken mezelf
helemaal in de boeken van Agnes Amelink 52 en van Wim Wijnands 53.
De gereformeerde identiteit werd op mij als kind en jeugdige overgedragen. Mijn
adolescentie en de jaren die daarop volgden vielen volop in de tijd van het
postmodernisme.
In de vele gesprekken die ik had met familie en vrienden was ‘levensbeschouwing’ nogal eens hét onderwerp. Ik voelde me thuis in de discussie waarbij gereformeerde waarden onder de loep werden genomen. Niet alles voor zoete koek aannemen, maar vragen naar achtergronden. Om die reden vond ik de publicaties van de theoloog Harry Kuitert (1924-2017) bijzonder interessant. Hij bracht onder woorden wat ik - vaak latent- van belang vond.
Overigens
drong het kritische gedachtegoed uit de Verlichting pas jaren later door. In
dat proces was Harry Kuitert één
van de theologen met een baanbrekende rol!
Ook
de humanistische psychologie van Abraham Maslow maakte op mij veel indruk. Centraal
daarbij stond de optimale ontwikkeling van het méns-zijn. Worden wie jíj bent.
Opklimmen naar zelfverwerkelijking en zelfs naar zelfoverstijging. 23
Vele jaren later drong het tot mij door dat zowel Kuitert als
Maslow typerend waren voor het postmoderne denken: beiden bekritiseerden gangbare
waarheden binnen hun vakgebied; beiden zochten naar
nieuwe wegen.
Kuitert zet de religieuze mens centraal: het is de méns die zich
richt op een goddelijke aanwezigheid.
In 1974 schrijft hij 'Alle
spreken over Boven komt van beneden, ook de uitspraak dat iets van Boven komt.' Daarmee laat hij weten dat de theologie bij de méns
begint . 06,1974.
Ook Maslow stelt de mens centraal. Hij neemt afstand van de twee
gangbare psychologische stromingen (behaviorisme en psychoanalyse) en ontwikkelt
een psychologie die is gericht op de geestelijk
gezonde mens. Hoewel zijn gedachtegoed in de wetenschappelijke psychologie geen
stand heeft gehouden blijft Maslow van grote waarde binnen mijn
mensbeschouwelijk denken.
Vijftig jaar
later
Het postmodernisme heeft geleid tot persoonlijke emancipatie, het mogen zijn wie je bent. Een positieve ontwikkeling, zeer zeker. De keerzijde is echter dat deze vernieuwing gepaard is gegaan met een op hol geslagen individualisme en weinig of geen interesse voor de medemens. Met als gevolg sociale vereenzaming.
Daarnaast heeft het geleid tot oppervlakkigheid, een toenemend materialisme en overdreven gerichtheid op eigenbelang.
Hoe verder?
De periode van ‘de Verlichting’ wordt gekenmerkt door twee stromingen: het Rationalisme en als reactie daarop de Romantiek; óf de ratio óf het gevoel was dominant.
Hieronder
zal duidelijk worden dat verstand en gevoel beide deel uitmaken van de
menselijke psyche. Iedereen heeft te maken met rationeel en irrationeel bewustzijn.
Het volgende hoofdstuk geeft daarover duidelijkheid.
Op
welke wijze maakt een mens kennis met zijn wereld?
Een antwoord van twee filosofen: Bergson en Klukhuhn.
Er zijn volgens de Franse filosoof Henry Bergson (1859 - 1941) twee manieren om naar de
wereld te kijken:
1. Analytisch. De wetenschap bestudeert de wereld analytisch, rationeel.
2. Metafysisch. De omringende wereld wordt beschouwd, in al zijn dynamiek.
Wat hierbij moet worden opgemerkt is dat ‘analytisch’ en ‘beschouwelijk’ als twee tegenpolen op elkaar zijn aangewezen. Ratio en intuïtie staan op gespannen voet, uiterst verschillend en tegelijkertijd gedwongen tot samenwerking.
Henri Bergson geeft in zijn
‘Inleiding tot de metafysica’ een uiterst bondige samenvatting van de
geschiedenis van de westerse wijsbegeerte. Hij schrijft dat ondanks hun
schijnbare meningsverschillen alle filosofen het er over eens zijn dat er twee
manieren bestaan om de wereld te kennen, te weten:
1. Men draait als buitenstaander om de zaak heen. Kenmerken: redelijk, objectief of wetenschappelijk
2. Men treedt er in binnen als deelnemer. Kenmerken: gevoelsmatig, subjectief
of artistiek
Bergson
ondersteunt bovenstaande theorie door de visies te geven van beroemde filosofen
zoals Plato, Aristoteles, Spinoza, Kant, Schopenhauer, Nietzsche en
Wittgenstein. Toelichting
De filosoof André Klukhuhn werkt de twee componenten van Bergson verder uit,
hij schrijft: het menselijk bewustzijn kan in twee helften worden gesplitst: een wereld buiten ons en een wereld binnen ons. 42,pg
69ev
Binnen het menselijk bewustzijn ziet Klukhuhn vier kén-wijzen:
- Een wereld buiten ons
a. De
wetenschap; deze bevindt zich in
de menselijke buitenwereld en staat aan de ene kant van het bewustzijn.
Wetenschap staat voor objectieve kennis, waarneembaar en toetsbaar.
- Een wereld binnen ons
b. Het
mystieke; dit bevindt zich aan de
andere kant van het menselijk bewustzijn, de binnenkant. Deze kenwijze gaat uit
van directe en intuïtieve ervaringen van een mens bij waargenomen
verschijnselen.
Kenmerken zijn: de oerbeelden, het heilige, het goddelijke. Het mystieke is
nauw verwant aan Religie.
c. Het
kunstzinnige; deze ken-wijze
is verweven met het mystieke.
Kunst is subjectief, gevoelsmatig en intuïtief.
d. De filosofie overkoepelt beide polen, richt zich op
zowel de wereld buiten ons als wereld binnen ons.
Het transcendente
In plaats van ‘ het mystieke’ gebruik ik ‘het transcendente’. De reden daarvoor is dat dit
beter aansluit bij de fenomenologie, een filosofische stroming die mijn
voorkeur heeft.
Hoe kan de transcendente kenwijze inhoudelijk worden ingevuld?
Anders gezegd: hoe kan de binnenkant
het menselijk bewustzijn worden omschreven?
Het antwoord is dat dit slechts mogelijk is door middel van theoretische
stromingen; voor zover mogelijk wetenschappelijk en anders beschouwelijk
onderbouwd.
Hieronder studies die het transcendente vanuit verschillende
invalshoeken benaderen.
- De psycho-analyse, het onbewuste, zie par.3
- mythologische geloofsvoorstellingen, zie par.4
- zelfoverstijging, meditatief bewustzijn, zie par.5
- psychologen over de rol van
intuïtie, zie par.6
- mensen zijn interpreterende wezens, zie par.7
Welke rol speelt het onbewuste binnen de
menselijke psyche?
De psychiater Carl Jung (1875 – 1961) geeft een overtuigende verduidelijking van datgene wat zich afspeelt aan de binnenkant van de menselijke psyche. Hij trekt een grens tussen het bewuste en het onbewuste. Dit laatste heeft als inhoud:
- het persoonlijk onbewuste. Dit is een opslagplaats van materiaal dat niet meer bewust is, maar dat gemakkelijk tot het bewuste kan opstijgen. Dit materiaal bestaat uit herinneringen en gedachten die uit het bewuste zijn gestoten omdat zij onbelangrijk of bedreigend zijn.
- het collectief onbewuste. Carl Jung noemt dit de machtigste kracht in de psyche van een persoon.
Het bestaat uit overgeërfd psychisch materiaal wat bij de hele
menselijke soort onbewust aanwezig is. Door middel van erfelijkheidsmechanismen
worden bepaalde ervaringen van de ene generatie op de volgende doorgegeven.
De opslagplaats van deze universele evolutionaire ervaringen vormt het diepste
en meest ontoegankelijke niveau van de persoonlijkheid, het collectieve
onbewuste. Dit wordt de basis van de persoonlijkheid van een individu. 30, 1979
Welke
krachten zijn afkomstig uit dit collectief onbewuste?
Jung: Het zijn oerbeelden
(of ‘archetypen’), (bijlage 3b).
Hij noemt onder meer:
- de Oermoeder, de Goddelijke Zoon, de Maagd,
- de Duivel, de Slang, het Beest,
- de Held, de Oude Man,
- de Maan, de Zonnegod,
- de Wind, het Water, de Zee, het Vuur. 30, 1982
Kenmerkend
voor oerbeelden is dat ze in elke cultuur de eigen religie overstijgen. Met
behulp van Wikipedia heel overtuigend te lezen bij:
- het scheppingsverhaal
- de
zondvloed
- de onsterfelijke ziel
- het
dodenrijk.
Hoe gaan we om met de vele mythologische en
symbolische verhalen die in de Bijbel staan geschreven?
Moeten
wij de oude verhalen in de Bijbel wel zo letterlijk nemen? Nee, zegt de
theoloog John D. Crossan. ‘Het is niet zo dat de oude volken
letterlijke verhalen vertelden en dat wij nu zo slim zijn ze symbolisch uit te
leggen.
Maar het is andersom: ze vertelden in symbolische zin en wij zijn nu zo
dom ze letterlijk te nemen’.
Het
Christendom en mythische oerbeelden
Bestaat
er een relatie tussen mythische oerbeelden en het op de Bijbel gebaseerde
Christendom?
Heel duidelijk, schrijft de theoloog Tjeu
van den Berk in
zijn boek ‘Het oude Egypte: bakermat van het jonge Christendom’. 01
‘Deze relatie is juist fundamenteel: de christelijke leer
is gebaseerd op universeel aanwezige oerbeelden’ (archetypen).
Als basis gebruikt Tjeu van den Berk de theorie van Carl Jungs collectief
onbewuste.
Mythologische
voorstellingen hebben de mythe als basis. De omschrijving hiervan:
Een mythe is een verhaal over goden en helden in een onbepaald verleden,
dat niet werkelijk is gebeurd, maar waarin wel een diepe waarheid wordt verteld
over de wereld en het menselijk leven.
Vragen:
- wat hebben oude verhalen in
de Bijbel te zeggen? Hoe moeten we ze lezen?
- wat is de invulling van onze geloofsvoorstellingen?
Onderstaande vier theologen geven een niet mis te verstane verduidelijking.
Rudolf Bultmann (1884-1976) zegt dat ‘mythologische geloofsvoorstellingen zouden moeten worden toegespitst op ons hedendaagse leven. Niet als waar gebeurde beschrijvingen van een werkelijkheid’. 12 pg 18. Hij is van mening dat de verkondiging van het evangelie inhoudelijk vernieuwd moet worden.
De mythologische voorstellingen zijn de verpakking van een boodschap die ons een nieuwe kijk op onszelf en op ons bestaan wil geven.
Rochus Zuurmond (1930-2020) dringt er
op aan dat de Bijbelse boodschap opnieuw geijkt moet worden op zijn oorsprong.
De reden daarvoor is dat kernwoorden als ‘God, geloof, schepping, Zoon van God’
een betekenis hebben gekregen die op dit moment meer verduisteren dan verhelderen.
08, pg 84
Casper Labuschagne (1929-2019)
schrijft dat hij ervan overtuigd is dat de godsvoorstelling van veel mensen
gebaseerd is op een veelvoud van misverstanden. Daarom kun je beter bij de bron
van vele misvattingen beginnen. Hij publiceerde hierover een voortreffelijk
boek met de titel ‘Zin en onzin rond de bijbel’. 10
Nico ter Linden (1936-2018) geeft als hét kenmerk van geloofsverhalen ‘Het is wel waar, maar het is niet echt gebeurd’. Hij wilde de Bijbel beslist niet als een verslag lezen van concreet waarneembare gebeurtenissen. Daarentegen zou de lezer zich moeten richten op de diepere bedóéling die schuil gaat achter elk verhaal.
Als levenswerk schreef ter Linden de zesdelige serie ‘Het verhaal gaat ...’, een hervertelling van de verhalen uit de Bijbel. 04 Daarmee wilde hij de bijbellezer ondersteuning bieden.
Conclusie
Voor wat betreft de Christelijke religie zijn de vele Bijbelverhalen hét middel
om de binnenkant van het menselijk bewustzijn te beïnvloeden. Daarbij moet men
ervan doordrongen zijn dat deze zijn geschreven in een Religieuze Taal wat
betekent dat ze niet als waar gebeurde geschiedenis moeten worden
geïnterpreteerd maar als een taal die wordt gekenmerkt door religieuze
mythes en symbolen, (bijlage
3a).
Ze zijn niet objectief zoals je van non-fictie boeken verwacht. Het zijn
teksten die zijn geschreven vanuit subjectieve, vaak profetische
gezichtspunten. In een tijd die ver weg staat van de onze.
De psycholoog Abraham
Maslow geeft duidelijkheid aan het woord ‘zelfoverstijging’. Hij beschrijft zes ontwikkelingsfasen die een mens gedurende zijn leven
doorloopt, (bijlage 2). Een persoon wil zich verder ontwikkelen na het niveau
van zelfrealisatie. Als zesde fase noemt Maslow zelfoverstijging.
Op dit niveau passeert een mens de grenzen van het hier en nu. Hij bevindt
zich in zijn ‘meditatief bewustzijn’, in een spirituele wereld.
Twee psychologen onderzochten de
wijze waarop mensen beslissingen nemen. Het zijn Daniel Kahneman en Gerd
Gigerenzer.
Indrukwekkend kennis te nemen van hun gedegen wetenschappelijke arbeid.
a. In
hoeverre reageert een mens intuïtief?
De psycholoog Daniel
Kahneman (geb. 1934) ontdekte niet alleen het bestaan
van twee soorten denkprocessen in ons brein:
- het intuïtieve en het rationele.
Hij toonde ook aan hoe deze twee denksystemen tot totaal verschillende
uitkomsten kunnen komen. Zelfs met dezelfde informatie.
Hij heeft vooral de kracht van ons onbewuste brein onthuld. We denken allemaal
dat we rationeel denkende mensen zijn die nadenken over te nemen beslissingen.
Het tegenovergestelde blijkt het geval; we zijn bijna helemaal irrationeel. Dit
blijkt voor ons een overlevingsmechanisme. 21, 2019, Deel 1
Kahneman analyseerde de wijze waarop mensen beslissingen nemen. Op grond van wetenschappelijk onderzoek stelde hij vast dat dagelijkse beslissingen voor ca 95% op intuïtieve basis worden genomen. De overige beslissingen worden rationeel doordacht. Slechts 5% dus!
b. Hoe
beslissen we? Intuïtief of redenerend?
De Duitse psycholoog Gerd
Gigerenzer (geb. 1947) deed jarenlang onderzoek
naar de menselijke intuïtie. Wat blijkt? Wie veel ervaring
heeft, kan bij het maken van een beslissing beter vertrouwen op zijn intuïtie dan op beredeneerd, logisch
nadenken.
Kenmerkend voor intuïtie is:
- komt snel op in je bewustzijn
- gebaseerd op jarenlange ervaring
- je kunt het niet uitleggen
Intuïtie reikt verder dan de beschikbare informatie. Vaak draait het om de vraag: moet ik dit wel, of juist niet doen?
Gerd Gigerenzer laat in zijn boek 'De kracht van je intuïtie' zien hoe je betere besluiten kunt nemen als je vertrouwt op wat je intuïtie je ingeeft.
We
denken vaak dat we beslissingen met ons verstand, weloverwogen, na veel wikken
en wegen, moeten nemen. Maar niets is minder waar. Gigerenzer roept je op om in
plaats van je ratio beter gebruik te maken van je cognitieve, emotionele en
sociale vaardigheden, met behulp van krachtige intuïtieve instrumenten als vertrouwen,
bedrog, identificatie, wensdromen en samenwerking. En om in plaats van
informatie te verzamelen, deze informatie juist weg te laten en intuïtief te
voelen wat je niet hoeft te weten. Hij verlost je op die manier van al het
wikken en wegen. 24
Bestaat er een methode die als transcendente kenwijze het menselijk bewustzijn
bestudeert?
Ja zeker, het is de fenomenologie die de nodige bouwstenen levert.
Uitgangspunt
daarbij is dat een mens op subjectieve wijze
betekenis geeft aan datgene wat hij waarneemt.
Mensen zijn interpreterende wezens, die altijd 'iets'
waarnemen 'áls iets'. 12, 2016 pg 23
Kenmerkend voor de fenomenologie is dat deze uitgaat van directe
en intuïtieve ervaring van datgene wat wordt waargenomen.
Van hieruit worden de essentiële eigenschappen in begrippen en
theorieën onder gebracht.
De fenomenologie is een filosofische stroming die is ontstaan op de grens van
de 19e en 20e eeuw.
Onderliggende informatie van o.a. de fenomenologen Husserl en Levinas is te
vinden op mijn weblog Fenomenologie.
En verder…
Er bestaat een duidelijk verband tussen de onderwerpen die hiervoor aan de orde zijn geweest en de situatie waarin de theologie zich bevindt.
De
vraag is of traditionele geloofsvoorstellingen voldoende zijn meegegaan met de
geest van de tijd. Daarover het volgende hoofdstuk.
De
zone van de innerlijke wereld werd eeuwenlang beheerst door de godsdienst. Tijdens
religieuze bijeenkomsten werd het geestelijke bewustzijn gestimuleerd en
inhoudelijk gevuld. Een steeds groter wordend knelpunt bleek echter dat men
steeds meer achterbleef bij de ontwikkelingen in de filosofie en in de
natuurkunde.
Als voorbeeld noem ik de bouw van een eigen netwerk van internet-satellieten
binnen de Europese Unie, lees het artikel: quantumcommunicatie.
Ook geloofsvoorstellingen gaan mee met de geest van de tijd. Een samenleving is
nu eenmaal in beweging en afhankelijk dáárvan komen mensen op nieuwe gedachten.
De vraag is hoe hiermee om te gaan, terughoudend of kritisch denkend. Hierover
het volgende.
In de 20e eeuw vond een omslag plaats waar het gaat om de wijze waarop men Bijbelteksten interpreteerde. De waardering voor traditionele en daarmee geruststellende kennis verminderde gaandeweg. Er ontstond een kritische houding, nog sterker, deze houding werd hét middel voor het verwerven van geldige kennis.
Er was een drang om geloofsvoorstellingen te vernieuwen, te actualiseren. Men wilde in de pas lopen met filosofische ideeën die als kenmerk hebben zich voortdurend te ontwikkelen.
De godsdienstsocioloog
Meerten
ter Borg vraagt
zich af waarom gelovigen zo vaak vast houden aan traditionele, orthodoxe
kennis. Ook al is die verouderd. Er is blijkbaar moed voor nodig, zegt hij, om
een standpunt in te nemen dat afbreuk doet aan datgene wat men gewend is. Men
raakt erdoor in verwarring.
Ter Borg roept mensen op met de slogan Durf te weten! “We zijn vrij om te geloven en ons
geloof te kiezen. Het ‘durf te weten’ impliceert de harde waarheid dat we zelf verantwoordelijk
zijn voor ons geloof en onze traditie”. 19, 2010, hfd II,5
Als
ik als uitgangspunt neem dat ik ‘durf te weten’, wát wil ik dan precies weten?
Wát zijn de onderwerpen die ik aan de orde zou willen stellen? Daarover gaat
het in dit hoofdstuk.
Twee
vragen:
2.1 Wanneer is ons menselijk Godsbesef ontstaan?
Voor
een antwoord op deze vraag volg ik de gedachtegang van de historicus Yuval
Harari.
Hij schrijft: ‘70.000 jaar geleden was er sprake van een cognitieve revolutie:
de mens verwierf betere hersenen, waardoor hij meer greep kreeg op de
wereld en zijn taalvermogen uitbreidde. Door taal was hij in staat om sociale
relaties te benoemen en te communiceren over abstracte begrippen, zoals
goden, het leven na de dood, eer en rechtvaardigheid.’ 51, 2015
2.2 Kan het Godsbesef zich in de loop van de tijd wijzigen? En hoe?
Een antwoord van twee theologen:
Carel ter Linden:
- ‘God’ is identiek met een geestelijke werkelijkheid, te omschrijven als ‘dragende krachten zoals trouw, liefde, vergevingsgezindheid en rechtvaardigheid die het leven en deze wereld bijeen houden.’ 03, pg 130 ev
En verder: De voor ons leven en onze samenleving essentiële grondwaarden komen ons niet van boven of buiten ons bestaan aangevlogen; de mens heeft ze met vallen en opstaan ontdekt als de enige weg om het leven met elkaar op deze aarde mogelijk te maken, en herkend als eeuwige waarden.’ 03, pg 164
Ook Rick Benjamins ziet God niét als een
almachtige die de wereld naar zijn hand zet. Daarvoor in de plaats schrijft
hij:
‘In een spirituele wereld worden mensen aangedaan of aangeraakt door het
oneindige, het irrationele. Het is alleen de mens die de mogelijkheid heeft dit
te beleven, dit vanwege zijn geest die verbonden is met het transcendente, het
goddelijke. Deze verbinding overkómt je als mens’. 12, 2016 pg 16
En
verder: ‘God is een ZIJNDE die in de mens zelfoverstijging opwekt’. 12, 2016 pg 18
In zijn boek ‘Boven is onder ons’ geeft de theoloog Rick Benjamins een helder
overzicht van de situatie waarin Prot. Christelijke kerk zich in 2022 bevindt. 12, 2022
Om hiervan een indruk te krijgen raad ik aan het blog te lezen van de theoloog Bert
Altena. Hij begint in met:
‘Geloven in een God die als een soort Opperbaas vanuit een hemelse regiekamer
de wereld bestuurt en ons leven bepaalt, almachtig en alleswetend, dat doen de
meeste mensen tegenwoordig niet meer. In de filosofie werd in de 19e en in de
theologie in de 20e eeuw afscheid genomen van God daarboven, de theïstische
God.’
Vervolgens:
‘In het zogenaamde post-theïsme wordt geprobeerd op een geloofwaardige en
redelijke manier over God te spreken, voor moderne gelovigen, zoekers en
twijfelaars.’ Lees
verder…
N.B. Voor andere Hedendaagse Godsbeelden, lees bijlage 4
Jezus is zowel rationeel als transcendent kenbaar. Wat houdt
dit in?
Een omschrijving van vier theologen:
De rationeel kenbare Jezus
Kuitert: Binnen het Christendom is Jezus de centrale figuur.
Hij was een méns die leefde in déze wereld en wilde als Jood de God van Israël
nieuw leven inblazen. Merkwaardig dat vele jaren later het idee opkwam dat hij
naast een menselijke ook nog een goddelijke natuur bezat.
Jezus heeft zichzelf niet als een buitenaards mens gezien, in het bezit van een goddelijke natuur, maar als méns onder de ménsen, zij het met een bijzondere taak. 06, 1998
Labuschagne: Jezus werd bij zijn doop in de Jordaan toegerust met de Geest van God. Deze zou hem in staat stellen om zich te wijden aan zijn bijzondere opdracht. 10, pg 215.
(Overigens: ‘Het is niet alleen Jézus die de Geest van God ontvangt; zij wordt ook geschonken aan gewone mensen’, aldus Labuschagne. 10, pg 213)
Op welke wijze zou Jezus na zijn dood blijven leven? (Hij had immers beloofd terug te komen). Het antwoord is dat zijn volgelingen hem zullen leren kennen als ‘een Geestelijk teruggekeerde Jezus’. 10, pg 223
Hoe
moeten teksten worden geïnterpreteerd? Hoe moeten ze worden gelezen?
Doornbos (1946) vraagt zich af waar het idee vandaan komt om Jezus letterlijk als zoon van God te beschouwen. Hij geeft als antwoord dat dit ongetwijfeld wordt veroorzaakt door het veel te letterlijk lezen van Bijbelteksten. Men hield daarbij geen rekening met de totaal andere taalwereld van de schrijvers. Men zag onvoldoende dat er in geloofstaal werd geschreven te midden van de oosterse verhaalcultuur. 05, pg 109 ev
Soms wordt in Bijbelteksten gezegd, of minstens gesuggereerd, dat Jezus letterlijk bij God zelf vandaan komt, uit de hemel. Hoe kan dit? Doornbos geeft als antwoord:
De
evangelisten schreven hun teksten in geloofstaal. Het zijn stuk voor
stuk achteraf geschreven verhalen waarin mensen vertellen over hun ervaringen
met Jezus. 05,
pg 112
De transcendent kenbare Jezus
In
navolging van de apostel Paulus plaatst Edward van der Kaaij (1952) Jezus op spiritueel en mythologisch niveau. Hij
schrijft dat de Messias van Paulus veel leek op de mysteriegoden in het oude
Egypte. Christus als een spirituele verlosser die verbonden was met een andere
wereld.
‘Alle
gebeurtenissen in het leven van Jezus Christus moeten worden uitgelegd als metafoor (bijlage 3c) van ons eigen ideale bestaan’ 09 pg 173.
Conclusie
In
het bovenstaande is sprake van een dubbele gelaagdheid:
1. De
historische Jezus, als een mens die leefde in een aardse werkelijkheid. Als
een Joodse man die de God van Israël nieuw leven wilde inblazen.
2.
Jezus op spiritueel en mythologisch niveau, als metafoor van ons eigen ideale bestaan.
Beide
visies kunnen probleemloos naast elkaar bestaan, nog sterker: het leven van
Jezus is niet voor niets geweest, zijn geest leeft binnen het innerlijk bewustzijn
van Christenen verder, tijdloos!
Hoe verder …
Bovenstaande drie paragrafen vormen een basis voor de onderwerpen die in de rest van dit hoofdstuk worden beschreven. Het centrale thema daarbij is: het actualiseren van geloofsvoorstellingen.
Is het denken over een hiernamaals realistisch? Of is het niet meer en niet minder dan een geloofsvoorstelling?
Inleiding
Het
is de filosoof Plato die ca. 400 v Chr een basis legde voor een
dualistisch wereldbeeld, een bovenwereld en een aardse wereld.
Kenmerkend voor de bovenwereld is dat daar de oerbeelden bestaan van alles wat
we op de aarde tegenkomen, mensen, dieren en dingen. Deze bestaan eeuwig, in
perfecte vorm.
Kenmerkend
voor het aardse leven is het omgekeerde. Alles wat daar bestaat is tijdelijk, onvolmaakt en aan verval onderhevig. Niets is er
blijvend.
Plato is van mening dat er met de mens, als bezield wezen, iets uitzonderlijks
aan de hand is. Vanuit een vóór-bestaan daalt een ziel naar de aarde om daar
plaats te nemen in het fysieke lichaam van een mens.
Deze ziel blijft het hogere en onsterfelijke deel van een mens en verlangt ernaar ná het aardse leven weer terug te keren naar de bovenwereld waar hij zijn eeuwige leven kan voortzetten.
Wat
we als mens goed moeten weten is dat we door onze beperktheid denken dat
we op deze aarde in de werkelijkheid leven. Dit echter is slechts een schijnwerkelijkheid.
Als middel om deze theorie te verduidelijken schrijft Plato zijn beroemd
geworden grotmythe.
Met zijn visie distantieert Plato zich van het aardse leven en zoekt de ware
werkelijkheid in het rijk van de oerbeelden (ideeën) die eeuwig zijn en
onveranderlijk.
De
schrijvers van het Nieuwe Testament gingen door met deze gedachte. Hemel en
aarde bleven volstrekt gescheiden. Bij de lichamelijke dood stijgt de
menselijke geest op naar een andere, hogere werkelijkheid.
Tot de Moderne tijd, de Verlichting, bleef deze opvatting bestaan.
Het nieuwe
denken over ‘hiernamaals’
Hieronder enkele theologische opvattingen
Harry Kuitert “Wij zijn onszelf een raadsel, weten niet waar we vandaan komen
en waar we heen gaan. Waarom zijn we er maar even, en daarna niet meer? Elk
mens is een tijdelijk verschijnsel. Zijn macht, waarde en waardigheid is begrensd door zijn tijdelijkheid.
Mensen zijn niet onsterfelijk, en hebben ook niet een onsterfelijke component. Als de levensgeest is geweken is het over en uit. Het hierNA-maals ruilen we in voor het hierNU-maals”. 06, 2002, pg 206
Maar
hoe staat het dan met mijn relatie met het goddelijke? Het is toch de God Jahwè
die altijd met mij mee gaat? Kuiterts antwoord is weliswaar positief maar voegt
daar wel aan toe dat God met ons mee gaat zolang we ademen.
Hij schrijft hierover: “Geest en adem horen bij
elkaar, de samenhang tussen die twee verduidelijkt waarom wij voor een tijd een
plaats van god zijn. Doodgaan is inleveren, adem inleveren. Wij zijn - heel
letterlijk - voor ons bestaan aangewezen op lucht, op de lucht die we inademen.
Is er geen lucht meer, dan stokt de adem en gaan we dood, en omgekeerd is
doodgaan ophouden met ademen. Aangewezen op adem, op iets van buiten: dat
element delen mensen met elkaar, zo handhaven ze zich. Zolang het duurt, ademen
houdt een keer op: een mens blaast de laatste adem uit, zeggen we. We zijn
'plaats van god' af, als we doodgaan”. 06, 2002, pg 195/196
Zoals eerder gezegd gaan we in deze Moderne Tijd niet meer mee met de visie van Plato’s ‘Bovenwereld’. Hetzelfde gebeurt met het ‘Hiernamaals’.
Wat
nu?
De woorden van Kuitert neem ik heel serieus. “De troost van een hiernamaals in
te ruilen voor de upgrading van het nu, dat is het waar ik de voorkeur aan
geef.
Als we het doodgaan aanvaarden als natuurlijk lot, blijven we bovendien dicht
bij de ervaring van het werkelijke leven. Geest is niet ons eigendom, het
doodgaan bewijst dat tamelijk rigoureus. Het fantaseren van een verlengstuk aan
ons leven doet in elk geval niets af of toe aan het harde feit van dat
'inleveren'. De hemel kun je ontkennen, bijzetten bij de illusies, maar dat je
de geest weer inlevert, daar kan geen mens omheen. Wie dood is, is uitgepraat.
'De geest keert terug' is dus veel realistischer.
De uitdrukking stamt uit het boek Prediker, een bijbelboek van een auteur die alle verhalen over god, mens en wereld achter zich heeft gelaten. In hoofdstuk 12 vers 7 is te lezen 'De geest keert terug tot God, die hem heeft gegeven'. We hebben de geest maar even, zolang als we leven”. 06, 2002 pg 209
“Geest is niet een bezit, mensen zijn geen eigenaars. Hij is er voor een bepaalde tijd, en daarna houdt het leven op, en dat 'ophouden' is hetzelfde als: de geest keert terug tot wie hem heeft gegeven”. 06, 2002 pg 210
Hoe denkt Carel ter Linden hierover?
Hij
schrijft ‘Ik kan mij een perspectief over de grens van de dood als
gelovige niet indenken. En wel omdat God, het levensgeheim, een geestelijke werkelijkheid
is. De dragende kracht van deze wereld en van dit leven’.
'Leven' betekent: mij in mijn leven
voor deze krachten openstellen, om hiermee in verbinding met God te blijven, en
mijn roeping als mens te kunnen vervullen. Maar ik kan die krachten niet los denken van ons
lichamelijk en geestelijk bestaan op aarde, waarmee ze onverbreekbaar verbonden
zijn. Als ik sterf, houdt die verbinding op. Die krachten
hebben dan hun werk gedaan.’ 03 pg
176
Rochus
Zuurmond heeft
een heel andere invalshoek. Hij laat daarmee zien dat we er lange tijd naast
hebben gezeten.
Hij zegt “Als het over het
hiernamaals gaat moet worden bedacht dat 'leven' en 'dood' in de Bijbel geen
primair biologisch gedefinieerde begrippen zijn, maar vooral sociale noties.
'Leven' is het goede, actieve leven, samen met anderen”. 08 pg 145
Mijn eigen
visie
De
hierboven genoemde theologen geven mij een overtuigend antwoord. De levensloop
van alles wat leeft, dus ook van een mens, bestaat uit drie fasen: groei, bloei
en verval. Geen mens is onsterfelijk, als zijn levensgeest is geweken is er een
einde gekomen aan zijn leven. Valt na deze uitspraak verder niets meer te
zeggen? Toch wel.
Het is de filosoof Levinas die een passend antwoord geeft. Hij zegt ‘dat ik, over de dood heen, verder ga in mijn kind en
tegelijk ook niet. Met andere woorden: de dood blijft voor mij een absolute
grens die op mij botst met als gevolg verlies van mijzelf.’ 46, 2018 hfd 1.2.5
Het leven wordt zowel genetisch als epigenetisch doorgegeven, zowel via erfelijkheid als door middel van opvoeding. (bijlage 6)
Gnostiek
Op grond van mijn interpretatie van het ‘hiernamaals’ neem ik afstand van stromingen als gnostiek en esoterie. Zeker waar het gaat om theorieën over leven na de dood, o.a. beschreven door Moerland 60 en Slavenburg 61.
Er bestaat veel onrecht in deze wereld, veroorzaakt door o.a. hoogmoed, hebzucht, jaloezie, woede en onwetmatig machtsvertoon. Hoe hiermee om te gaan?
Kan dit alles worden rechtgezet door Jezus die voor ‘al onze zonden’ stierf aan het kruis? En daardoor vrede en verzoening mogelijk maakte?
De logica hiervan is voor mij niet te vatten.
De
teksten die ik hieronder geef spreken mij wél aan.
Het is de evangelist Marcus die de betekenis van het kruis weergeeft. Hij schrijft ‘keer om op je egoïstische levensweg en ga mee op het pad van de waarheid, van het licht. In Marcus 8 vers 34 is te lezen dat Jezus de menigte bij zich riep en zei ‘wie mijn volgeling wil zijn moet zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen en zo achter mij aankomen’. 45, 2003, pg 128
De
Frans-Joodse filosoof Emmanuel
Levinas, 20e eeuw, schrijft dat ‘verzoening in Christus’
niet verstaan zou moeten worden als een miraculeuze goddelijke vergeving
van alle zonden maar veeleer als appél aan mij persoonlijk tot een
Messiaanse levenshouding waarbij ik, bevrijd van het kwaad dat mij isoleert en
mij op mezelf richt, mij verantwoordelijk weet voor alle anderen’. 45 pg 128
Het
is de theoloog Edward van der Kaaij die zegt dat de
vele bijbelverhalen als metaforen (beeldspraak) moeten
worden opgevat. Het
leven van Jezus Christus moet worden uitgelegd als metafoor van ons eigen ideale bestaan, zie bijlage.
Hij schrijft: ‘Of Jezus letterlijk is opgestaan uit de dood doet er helemaal
niet toe. Het gaat er om dat je als gelovige zélf opstaat uit je (geestelijke) dood’. 09, pg 147
De theoloog Cees den Heyer (1942-2021) schreef een boek over de ‘Verzoening’ (1997). Hij komt daarin tot de conclusie dat de verzoeningsleer waarbij Jezus is gekruisigd om God en mensen te verzoenen niet als dogma is terug te vinden in de Bijbel.
Mijn conclusie? De verzoeningsleer is geen leer, het is niet meer en niet minder dan een geloofsvoorstelling. ‘Verzoening in Christus’ zou moeten worden gerealiseerd in ons hedendaagse leven. De filosoof Levinas geeft mijns inziens de juiste invulling met zijn ‘Messiaanse levenshouding’: de gewetensvolle mens die onderweg is naar het goede.
En verder…
Het menselijk zondebesef is de basis voor een ‘verzoening’. Het begrip ‘zonde’ is nauw verbonden met het godsbeeld dat mensen hebben. Nu blijkt dat ook op dit punt een verandering gaande is! De overgang naar een post-theïstisch zondebegrip.
Een psalm of gebed waarin de door mijzelf gemaakte zonden centraal staan heeft
mij nooit aangesproken. Ik kon er niets mee, niet in mijn adolescentiejaren en
nu nog steeds niet. Om die reden waren de woorden van Kuitert voor mij een
opluchting: ‘De Christelijke religie heeft te lang mensen klein gehouden.
Eeuwenlang heeft de kerk mensen zondebesef ingedruppeld, en daarmee het leven
van miljoenen mensen geordend, bepaald, ook ontregeld, en vaak gefnuikt. Gewone
mensen waren zondaars, en dat moesten ze weten: zondaars mogen niet te hoog van
de toren blazen’ 06 2002, pg 159
Het deed me goed kennis te nemen van een
eigentijds en vernieuwd zondebegrip. Deze kwam van Fokko Omta, theoloog, geb. 1956, die het
zondebegrip als onderwerp had gekozen voor zijn dissertatie (2019). 11
Hij schrijft “er is onder veel Christenen een verandering gaande
waarbij men van het traditioneel theïstisch beeld van een persoonlijke God verschuift naar het ‘goddelijke’ als een immanent principe,
als kracht of geest”.
Een essentiële geestelijke
kracht in de mens is dat hij vanwege zijn ethisch bewustzijn kan kiezen tussen
goed en kwaad; hij heeft -anders dan dieren- de vrijheid om ‘de weg van het
goede’ in te slaan.
Rutger Bregman schreef een boek met de titel dat
‘de meeste mensen deugen’. Zijn verhaal is wetenschappelijk goed
onderbouwd. Op overtuigende wijze geeft hij steun aan de gedachte dat de meeste
mensen van goede wil zijn. 54,
2019
Hierna beschrijf ik de relatie die kan worden gelegd tussen het ethisch bewustzijn van de individuele mens en de moraal zoals die bestaat binnen een groep mensen. Een moraal is gebaseerd op een geheel van waarden en normen en is daarmee het hoogste goed binnen een menselijke samenleving.
Na de constatering dat we leven in een ‘post-moderne tijd’ stel ik de vraag of
er ook een post-moderne moraal
bestaat.
De psycholoog Lawrence Kohlberg geeft een overtuigend antwoord. Hij
beschrijft hoe mensen zich kunnen ontwikkelen van een conventioneel naar
een post-conventioneel niveau.
- Op conventioneel
niveau richt een mens zich op de geldende wetten en regels en
leeft die nauwkeurig na. Hij volgt de letter van de wet en houdt geen
rekening met de geest ervan.
- Op póst-conventioneel
niveau is dit laatste wel het geval, daar speelt de geest achter de regelgeving welzeker een rol. Hoe
deze ‘geest’ inhoud krijgt? Door het individueel menselijke geweten.
Toelichting: Kohlberg, niveaus morele ontwikkeling. (bijlage 7)
Waarom geef ik bovenstaande informatie een plaats binnen een hoofdstuk dat ‘theologie in beweging’ als titel heeft?
De reden daarvoor is dat Christelijke dogma’s
nauw verbonden zijn met de wijze van denken op conventioneel niveau. De
onderwerpen die in hoofdstuk III aan de orde komen laten zien dat ik de door
theologen vastgestelde leerstellingen niet als vaststaand overneem.
Het post-conventioneel niveau geeft wél de nodige ruimte voor
eigentijdse beweging. Het is de liberale theologie die hieraan vorm geeft. Een
kenmerk hiervan is de zoektocht naar geloofsopvattingen die liggen in
persoonlijke beleving. Denken en geloof gaan samen. Een kritische verhouding
tussen deze twee elementen geeft de liberale theologie haar dynamiek. 12,
2016, pg 143
En verder…
Het leven in de postmoderne
tijd wordt gekenmerkt door post-theïsme en een denken op post-conventioneel niveau. Deze vernieuwing komt
overeen met het fenomenologisch denken dat zich ook in de 20e
eeuw verder ontwikkelde. Uitgangspunt
daarbij is dat de mens geen gesloten, in zichzelf gekeerd wezen is maar
altijd ook gericht is op zijn wereld. Niet alleen concreet waarneembaar maar
ook transcendent. Het is de mens die interpreteert en zin geeft aan alles wat
hem overkomt. Daarover gaat het volgende hoofdstuk.
‘Wat is de zin van mijn leven? Dit is een vraag die de hedendaagse mens
zichzelf stelt. Het is voor hem van essentieel belang dat zijn leven betekenis
heeft.
De filosoof Frank Martela
(1981) schrijft dat ‘bijna iedereen weleens wordt overvallen door het gevoel
dat zijn bestaan volledig zinloos is. Dit kan gebeuren wanneer je je werk
ervaart als nutteloos. Of dat je te maken krijgt met een groot verlies zoals de
dood van iemand waar je heel veel van houdt. Ineens komt de gedachte bij je op:
mijn leven stelt niets voor, mijn leven is zinloos geworden’. 44
Een populaire gedachte in deze tijd is dat we de wereld naar onze hand kunnen
zetten, dat we in een ‘maakbare wereld’ leven. Men kan tegenwoordig veel, met
name op het gebied van techniek, economie en geneeskunde. In onze
huidige wereld leggen we ons lot niet meer in de handen van een God, maar van
onszelf. Ons tijdperk is er één van individuele verantwoordelijkheid. We zijn
bezig met zelfbeschikking. We willen ook ons ZIJN regelen (wie ik in wezen ben)
en de ZIN van ons leven (het weten waarvoor ik leef). Maar daar gaat het mis. Hoe
kan dit? Hieronder een antwoord op deze
vraag.
De filosoof Martin Heidegger (1889-1976) zegt “als het bestaan een zin heeft,
dan is die er slechts in de mate waarin deze mij toevalt, ik kan die zin niet
zelf maken. Vertrouwdheid en overgave aan het bestaan zijn daarvoor
noodzakelijk.
De
wereld waarin ons bestaan zinvol kan zijn, wordt niet van begin af aan door
onszelf ingericht. ‘Zin’ geef je niet aan je leven. Zin is er of is er niet. Je
kunt hem niet ‘produceren’ zoals we dat doen met een gebruiksvoorwerp. Zin is
meestal onopgemerkt aanwezig binnen ons bestaan”. 40, 2017, pg 275
De theoloog Klaas Hendrikse schrijft ‘Je leven is geen eigen fabricaat, je hebt
jezelf niet gemaakt, en datgene waar je gelukkig van wordt ook niet.
De tijdgeest stelt de mens voor als een onafhankelijk, autonoom individu dat
zelf verantwoordelijk is voor het uitstippelen van de route naar een geslaagd
leven. Of het nu gaat om succesvol zijn, er jonger uitzien dan je bent,
veiligheid, welstand, geluk of bewondering, er leeft of heerst in onze
samenleving een collectieve veronderstelling dat we ons leven in eigen hand hebben. Het ideaal is de vrije
mens die heer en meester is over zijn eigen leven’.
‘Dit
is onzin’ schrijft Hendrikse: ‘je kunt wel zelf bepalen dat je morgen op reis
gaat, maar niet dat je levend terugkomt. Iedereen is afhankelijk van
omstandigheden die niet beheersbaar zijn. Je leven is maar ten dele
maakbaar, het is vooral kwetsbaar: het komt zoals het komt, met gebreken,
mislukkingen en teleurstellingen. Tragiek ligt altijd op de loer
en er bestaat geen God die je behoedt voor tegenslag en verdriet.’ 02, 2007, pg 100
De psychiater Erik Erikson ziet de psychische ontwikkeling als een levenslang
proces. Hij beschrijft deze in acht
ontwikkelingsfasen, (bijlage
5). Elke fase kan positief maar ook negatief verlopen.
Als voorbeeld geef ik datgene wat kenmerkend is voor fase 8, de late volwassenheid.
Positief: we vragen ons af wat de zin van het eigen leven is (geweest). We doen een poging onder woorden te brengen wat het leven waardevol maakt. Het geheel leidt tot een mensbeschouwing, in gesprekken en soms ook op beschouwelijk niveau. In deze laatste levensfase kijken we terug op ons leven, op de betekenis ervan en zijn daar in meer of mindere mate tevreden over. Daardoor kunnen we een naderend levenseinde accepteren.
Niet
positief: we kijken terug met spijt, blijven treuren om mislukkingen en
gemiste kansen. We zullen de dood niet accepteren. De laatste levensfase zal
gespannen zijn en angstig. 34,
pg 238-259
In zijn boek ‘Borderline times’ schrijft de psychiater Dirk De Wachter dat veel mensen vastlopen
door psychologische problemen die veroorzaakt worden door de veel eisende
samenleving. Het leidt tot spanningen die iemand zelf niet meer aan kan.
Oorzaken kunnen zijn:
- het weggevallen van het eigen religieuze instituut
- het verdwijnen van transcendente momenten
die in groepen wordt beleefd
- het niet meer hebben van een pastoraal gesprek als daar behoefte aan is
De Wachter: ‘als dit alles niet meer bestaat, wie kan ze dan nog helpen?
Antwoord: het zijn psychiaters en psychologen die in de bres springen.
In de psychiatrie is borderline met
voorsprong de meest gestelde diagnose. Bovendien is de lijn tussen patiënten en
niet-patiënten flinterdun’. 31
Dirk De Wachter vraagt zich af of wij collectief op weg zijn naar ziekte en ongenoegen en of we op weg zijn naar verbrokkeling, impulsiviteit en zinloosheid. ‘Mensen gaan zich verzetten tegen deze symptomen. Ze willen opnieuw de waarde inzien van hechting, engagement, solidariteit en gemeenschapszin.
Al te veel zélfverwerkeling leidt tot
individualisme en daarmee eenzaamheid. De kern van mens-zijn is relatie met de
medemens’. 31
Onze samenleving, zegt Dirk De Wachter, is er
een geworden van de hoogste pieken, van het steeds beter, verder en hoger. Wat erger
is: we staan er bijna niet meer bij stil dat die pieken de laagtes niet
opvullen. We zien geen onderscheid tussen wat ons heel even gelukkig maakt en
wat het leven echt zin geeft.
De kunst van het ongelukkig zijn
In 2022 wordt bij Dirk de Wachter zelf kanker geconstateerd. Hij schrijft
daarover: ‘Ik had het al van mijn leermeesters meegekregen. Maar nu ik de
afgelopen jaren zelf met een ernstige ziekte ben geconfronteerd en de dood in
mijn nek voelde blazen, kan ik het ook uit eigen ervaring vertellen. Er zijn
voor een ander, dat is cruciaal in mijn vakgebied. Die menselijke nabijheid,
die aanraking, heeft mij zelfs letterlijk in leven gehouden’.
Bron, het artikel geschreven door Roek Lips in dagblad ‘Trouw’, 19
nov. 2022.
Enkele maanden later…
Op 17 februari 2023 maakt Roek Lips bekend dat hij zélf ziek is. In dagblad
‘Trouw’ laat hij weten hoe hij altijd schreef over problematische situaties in
het leven van mensen. Nú vecht hij voor zijn eigen leven.
In een
spirituele wereld worden mensen aangedaan of aangeraakt door het oneindige, het
irrationele. Het is alleen de mens die de mogelijkheid heeft dit te beleven, dit
vanwege zijn geest die verbonden is met het transcendente, het goddelijke.
Dit verschijnsel kan zich op allerlei momenten voordoen, in het
bijzonder in de omgeving van kunst, religie en filosofie.
Daarbij volg ik de indeling van de filosoof Georg
Hegel. 12 pg 16 ev
Hieronder een indruk van mijn eigen transcendente wereld.
Kunst,
religie en filosofie
De theoloog Harry Kuitert inspireerde mij om allerlei ervaringen binnen mijn eigen transcendente wereld de plaats te geven waar ze thuishoren, namelijk in het verhaal van de religieuze wereld. Het gaat daarbij om begrippen als God, paradijs, engelen, hemel, e.d. 06, 2005, pg 190,192
a. Klassieke
muziek
Wat
gebeurt er als ik naar klassieke muziek luister? Ik word opgetild in een wereld
van muzikale schoonheid. Het is een genieten en een afdwalen naar een innerlijke
wereld. Niet precies in woorden uit te drukken, het overkomt me. Met een
variatie op Kuiterts woorden: het Goddelijke is van muzikale taal, de hemel
is van muzikale taal, het paradijs waar de engelen je naar toe mogen dragen, is
ook van muzikale taal.
Het is alles van taal en moet van taal blijven, wil het zijn betekenis houden.
b. Beeldende
kunst
Waarom
bezoek ik - samen met mijn vrouw - tijdens vakanties zo graag musea,
kathedralen, kerken en kloosters?
Ik ervaar daar op willekeurige momenten een schoonheid die mijn eigen
innerlijke wereld beroert. Ook hier de variatie op Kuiterts woorden: het Goddelijke is van beeldende taal, de hemel is van beeldende taal,
enz.
Door middel van beeldende taal wordt een eigen verhaal verteld.
Als voorbeeld noem ik de kathedraal San Fermo die in Verona, Italië, is te
bezichtigen.
Via zijn meditatief bewustzijn, als transcendente kenwijze,
heeft een mens toegang tot de religieuze wereld. Het is een wereld van het
absoluut goede, ware en zuivere.
Een religieuze omgeving kan ontroering teweeg brengen, een mens kan zich
aangeraakt voelen door het heilige, het goddelijke.
Kenmerkend voor de religieuze kenwijze is dat deze
alleen subjectief kan worden belééfd, zelfoverstijgend, spiritueel.
De viering van een Taizé-vesper is voor mij
zo’n beleving.
De filosofie geeft mij inzicht in een fundamenteel andere manier van denken. Filosofen
zijn niet gebonden aan richtlijnen die gelden voor wetenschappelijk onderzoek en
ook niet voor theologische waarheden.
De filosoof overkoepelt beide
kenwijzen, hij construeert zijn studie vanuit een filosofische
metapositie, vanuit een vogelperspectief.
Het waren de colleges filosofie van de hoogleraar J.G. Bomhoff die bij
mij een doorbraak teweeg brachten. Dit gebeurde eind jaren 1960.
Ik ontdekte dat filosofie je leven buitengewoon
kon verrijken en je ongekende perspectieven kon bieden.
Het gaat daarbij niet alleen om de filosofische geschiedenis van de westerse mens,
maar zeker ook om de wijze van denken.
Niet een theologische maar een filosofische antropologie vormt de basis voor mijn ‘mensbeschouwing’. Het fenomenologisch waarnemen en denken geef ik prioriteit. Deze stroming gaat uit van de directe en intuïtieve ervaring van fenomenen. Van hieruit worden de essentiële eigenschappen in begrippen en theorieën onder gebracht.
Mijn mensbeschouwing is niet in één volzin te formuleren. Vandaar de verschillende componenten.
Filosofie
- Met de buitenkant van het bewustzijn maakt een mens kennis met een zintuiglijk waarneembare wereld. Aan de binnenkant bevindt zich zijn innerlijke wereld: het schone, het heilige en het goddelijke.
- Als het bestaan zin heeft dan is die er slechts in de mate waarin deze mij toevalt, ik kan die zin niet zelf produceren.
- Mensen willen weten wat de zin van hun leven is. Een gebrek aan zingeving leidt tot een besef van doelloosheid en verveling. Zonder perspectief lijkt niets meer van belang.
- Mensen zijn interpreterende wezens. Ze kunnen niet iets waarnemen zonder daar ook direct betekenis aan te geven.
Psycho-analyse
- Het persoonlijke onbewuste is een opslagplaats van materiaal dat niet meer bewust is maar dat gemakkelijk tot het bewuste kan opstijgen. Dit materiaal bestaat uit herinneringen en gedachten die uit het bewuste zijn gestoten omdat zij onbelangrijk of bedreigend zijn.
- Het collectief onbewuste is de machtigste kracht in de persoonlijkheid. In dit onbewuste bevinden zich oerbeelden (archetypes). Deze zijn afkomstig van menselijke ervaringen uit een zeer ver verleden.
Theologie
- De diepe Bijbelse waarheid heeft als doel richting te geven aan het leven van mensen. Bijbelverhalen geven veelal mythologische en symbolische voorstellingen. Ze zijn de verpakking van een boodschap die ons een nieuwe kijk wil geven op onszelf en op ons bestaan.
-
Mijn visie is post-theïstisch. Daarin verschuift
het beeld van een persoonlijke God naar het ‘goddelijke’ als
een immanent principe, als geestelijke kracht. Immanentie bevindt zich bínnen
het menselijk bewustzijn, op zowel bewust als onbewust niveau.
- De vele diepliggende Bijbelse boodschappen zijn tijdloos. Het zijn geen
verhalen over datgene wat eeuwen geleden heeft plaats gevonden. Ze gebeuren steeds,
ook in déze tijd.
- Interpretatie van de Bijbel is tijdgebonden. Afhankelijk van veranderde inzichten zullen geloofsvoorstellingen moeten worden aangepast.
- In
plaats van ‘de zondige mens’ kies ik voor een gewetensvolle mens die onderweg
is naar het goede.
- Tussen geboorte en dood vindt een menselijk leven plaats. Leeft een gedeelte van
hem, zijn geest, verder na zijn dood? Nee, elk mens is een
tijdelijk verschijnsel zowel lichamelijk als geestelijk. Op het moment dat een
mens zijn laatste adem uitblaast is ook zijn levensgeest geweken.
Onderstaande onderwerpen
wil ik bijzondere aandacht geven.
1. Geloofsvoorstellingen en religie
In hoeverre
zijn menselijke geloofsvoorstellingen te verbinden met religieuze waarheid? De
veelheid aan (Christelijke) kerken laat zien dat er verschillende
toegangspoorten open staan. Echter, een keuze wordt door de mensen zélf
gemaakt.
Een stroming binnen het Christelijk geloof die mij het meest aanspreekt is
bekend onder de naam ‘Liberaal Christendom’.
Filosofische, psychologische en nieuwe historische inzichten worden er serieus
genomen en beïnvloeden het theologisch denken.
Enkele
kenmerken van deze stroming zijn:
- In plaats van geloof wordt gesproken over geloofsvoorstellingen
wat inhoudt dat het ménsen zijn die op basis van persoonlijke ervaringen,
belevingen en denken zich verbonden weten met een goddelijke dimensie die hun
leven geestelijk verrijkt. 12
- Bijbelse verhalen worden kritisch geïnterpreteerd, ervan
uitgaande dat gebeurtenissen veelal niet echt gebeurd zijn maar wel een diepe
religieuze waarheid bevatten. Veel bijbelteksten zijn geschreven als mythe, symbool of metafoor.
2. Kom tot je zélf
De
filosoof Nietzsche schrijft: neem de verantwoordelijkheid voor je eigen
bestaan. Kom tot je ZÉLF. Maak het
jezelf niet gemakkelijk door mee te liften met diegene die wél een eigen
gefundeerde levensbeschouwelijke opvatting heeft. Die ander ben jij niet en jij
bent die ander niet.
Nietzsche vervolgt “Het blijkt dat het er bij ‘worden wie je bent’ niet om gaat
om een ‘ZELF’ te vinden waar je altijd al naar op zoek bent geweest.
Jouw ZELF is voortdurend actief, het is een doorgaand proces dat goed
wordt weergegeven door het werkwoord worden”. 43, pg 299 ev
De door mij gekozen inhoud van dit weblog geeft mij een goed gevoel. Mijn
gedachtegoed is beter geordend en verder verdiept. Het omvat beschouwingen die
gefundeerd zijn op het werk van (voor mij interessante) filosofen, theologen en
psychologen.
Opsteller van dit weblog
Bernard Sietses (geb.
1945)
studie: MO-pedagogiek, Pedagogisch Seminarium, Utrecht,
doctoraal pedagogische wetenschappen, Universiteit Leiden
loopbaan docent Prot. Chr. Pedagogische Academie Basisonderwijs, Den Haag
Bij hoofdstuk 1
De schrijver Jacques Vriens: Ik groeide op in de jaren vijftig van de
vorige eeuw in het Brabantse Helmond en kreeg een gedegen Roomsche opvoeding.
Thuis van mijn ouders en op de lagere school van de Broeders van de Onbevlekte
Ontvangenis van Maria. Ik ging iedere zondag naar de kerk, had grote eerbied
voor meneer pastoor, biechtte regelmatig en ’s avonds voor het slapengaan deed
ik een gebedje. Kortom: de regels waren helder. Als ik goed mijn best deed, kwam
ik vanzelf in de hemel.
Bijna iedereen in Helmond was katholiek. Er woonden wel
wat protestanten, maar met hen ging je niet om. Toen mijn poes was weggelopen
en ik – als achtjarig jongetje – mijn kat na twee dagen terugvond in de tuin
van het protestantse kerkje, vond ik dat heel erg. Ik rende naar huis en riep
wanhopig tegen mijn moeder: “Mam, onze poes is protestant geworden”.
Bron: Trouw
2023
Bij hoofdstuk 2
De humanistisch psycholoog Abraham Maslow (1908- 1970) ontwikkelde een goed bruikbare theorie over het leven van een mens: behalve voldoende aandacht voor basis- en psychologische behoeften richt een mens zich op verdergaande verwerkelijking van zijn eigen ZELF.
Schematisch:
A. basisbehoeften. Ze zijn voorwaarden
om te (blijven) leven.
1. Fysieke behoeften. Voldoende water, voedsel, lucht, slaap
en seksualiteit.
2. Behoefte aan veiligheid. Hierin gaat het om bescherming, sociale
en politieke stabiliteit.
B.
psychologische behoeften. Deze dragen bij tot een
psychisch welzijn. Elk mens zal daar op zijn eigen wijze invulling aan geven.
3. Sociale inbedding. Het hebben van een goede relatie met een
andere persoon of met mensen in het algemeen.
4. Waardering. Te onderscheiden in a. Waardering
door anderen. en b. Zelfwaardering. Het vertrouwen in
ons zelf. Ons zelf waardig en toereikend voelen.
C.
De being values (het terrein van ‘een waardevol bestaan’).
Het gaat hier om gemotiveerde mensen die niet alleen hun eigen talenten willen
optimaliseren, maar ook zichzelf willen overstijgen.
5. Zelfverwerkelijking. De verwerkelijking van eigen talenten.
6. Pas later komt in het werk van Maslow de zesde fase expliciet aan de orde:
zelfoverstijging, zelftranscendentie. Op
dit niveau passeert een mens de grenzen van het hier en nu. 23, pg 73. Hij bevindt zich in zijn ‘meditatief bewustzijn’.
Hoe een de religieuze mythe te omschrijven?
De theoloog Harry Kuitert geeft een helder antwoord:
‘Alleen in het verhaal, in de religieuze mythe, kan het echt gebeuren. Als we
in het verhaal blijven, dan klopt de wereld niet, het gebeurt niet echt wat we
daar lezen. We horen God niet spreken, als we in nood gezeten zijn, in tijden
van grote of kleine rampen helpt Hij ons niet. 'Waar blijft God?' roepen de
mensen, maar ze krijgen geen antwoord.’ 06 2005, pg 92
Een voorbeeld van zo’n mythe:
De Osirismythe
Osiris is een godheid uit de Egyptische
mythologie. Hij is de zoon van Geb, de god van de aarde,
en diens zuster Noet, godin van de hemel. Zijn vrouw, tevens zijn zuster, is Isis.
Set, de broer van Osiris, werd jaloers op Osiris en doodde hem. Hij sneed hem
in stukken en brokken die hij vervolgens in een boot de Nijl liet afzakken.
Zijn vrouw Isis is vol van verdriet over zijn dood. Zij vindt echter de resten
van hem terug en zet de brokken weer in elkaar. Met als gevolg dat Osiris weer
leeft. Hij is de dood, achteraf, de baas geweest. Daaraan ontleent de
Egyptenaar de idee dat de dood te overleven valt. Osiris werd de god
van de doden, tevens de god van het eeuwige leven in het hiernamaals.
Toelichting
‘Tal van waarheden die men christelijk is gaan noemen, bestonden al duizenden
jaren eerder in het Nijldal, zoals goddelijk zoonschap, maagdelijke geboorte, verrijzenis
uit de dood, verblijf in de onderwereld, onsterfelijke ziel’. 01
‘De godsdienstfenomenologen
hebben ons geleerd op wat voor wijze de eerste Christenen in hun
levensbeschouwing aansloten bij de mythen en symbolen van de Oude Egyptenaren, als
mede hoe een dergelijk symboliseringsproces in zijn werk ging. Het is niet zo,
stellen zij, dat Christenen die beelden bewust ontleenden aan andere culturen;
ze werden onbewust door die beelden zelf gedreven’. 01
Carl Jung heeft ons het verband laten zien tussen symbolen en archetypen.
De theoloog Van der Kaaij zegt hierover: ‘Christenen brengen hun boodschap
onder woorden op basis van archetypen. Het evangelie is een afspiegeling van
wat in onze psyche verankerd ligt. Het lag - en ligt - in de diepste laag van
ons bewustzijn opgeslagen’. 09, pg 272
En verder: ‘Er zijn in wezen geen principiële grenzen
tussen de godsdiensten, ze zijn uit hetzelfde hout gesneden, uit dezelfde bron
opgeweld.’ Moslims, christenen, joden e.a. staan in hun diepere laag, het
collectief onbewuste, in dezelfde traditie. 09, pg 127
Metaforen zijn gebaseerd op beeldspraak. Veel van de Bijbelse verhalen moeten als
zodanig worden opgevat. Een woord, een verhaal, wordt daarbij in een
niet-letterlijke betekenis gebruikt. Neem bijvoorbeeld de opstanding van Jezus.
- Edward van
der Kaaij schrijft hierover:
‘Of Jezus letterlijk is opgestaan uit de dood doet er helemaal niet toe. Het
gaat er om dat je als gelovige zelf opstaat uit je (geestelijke) dood. En of
Jezus letterlijk blinden ziende heeft gemaakt is niet van belang, de genezing
wil ons ertoe brengen dat wij zelf onze blindheid zien. Of Jezus doven de oren
heeft geopend maakt niet uit, het gaat erom dat Jezus ons gehoorzaam maakt’. Geen
enkel ‘feit’ uit het leven van Jezus doet er toe, het kan net zo goed niet echt
gebeurd zijn. Van de historische Jezus los, zou ik de verhalen zo uitleggen dat
de wonderen ons ertoe willen brengen dat wij in Christus gaan horen en zien en
in Christus uit onze dood opstaan. Dus dat hij de Levende in ons bestaan
wordt. De opstanding, maar ook het leven van Jezus Christus, moet
worden uitgelegd als metafoor van ons eigen ideale bestaan’. 09, pg 147
- De godsdienstsocioloog Meerten ter Borg geeft als toelichting:
‘Vanaf de Verlichting kon de Bijbel niet meer gelden als Gods woord. Zij werd
een verzameling geschriften uit verschillende meer of minder barbaarse
perioden. Men moest de sociale positie en de belangen van de schrijvers (meestal
priesters) in de beschouwingen betrekken. De Bijbel is hooguit door God
geïnspireerd. De verhalen moeten goeddeels als metaforen (beeldspraak) worden
opgevat’. 19
Bij hoofdstuk 3
Hieronder verschillende omschrijvingen van het begrip ‘God’.
De theoloog Harry
Kuitert:
Hoe kan Transcendentie (ander woord voor God) in onze werkelijkheid zijn zonder
daarvan een onderdeel te worden? Er is maar één deugdelijk antwoord: wij voelen
ons aangesproken, en zien (ervaren) daarin de Macht die met het woord 'God'
wordt bedoeld. Regie, niet vanuit een hemelse directiekamer, maar van binnen
uit, door een besef dat ik benoem. 06
De godsdienstsocioloog Meerten ter Borg zegt dat mensen beschikken over het vermogen tot transcendentie: ze zijn in
staat dingen te zien die er niet zijn. Dat geldt ook voor ‘God’. 19
De theoloog Klaas Hendrikse:
- Bijbelverhalen brengen de ervaringen van een aantal
mensen in beeld, een beeld waar wij ons vandaag nog steeds in
kunnen herkennen.
- Je kunt beter zeggen dat ‘God gebeurt’ dan dat ‘God bestaat’. Ook de term
'aanwezigheid' zet je op het verkeerde been. Alsof er om je heen of in jezelf
iets zit waarvan jij je bewust moet of kunt worden. Het woord 'God' is ook niet
afgeleid van een zelfstandig naamwoord, maar van een werkwoord: 'Ga maar, dan
ga ik met je mee.' Anders gezegd: God bestaat niet, maar kan ónt-staan.
- Jouw God is niet de mijne. Er zijn zo veel goden als er mensen zijn. Het idee
of het beeld van God van de ene mens is voor de andere betekenisloos. 02
De theoloog Ton Veerkamp:
‘God als naam voor een functie, niet voor een persoon. Zoals ‘koning’ dat ook
is’.
‘God’ als een maatschappelijke basisorde. Dat is ‘een orde van recht en
waarheid, vrijheid en gelijkheid’. 07
De filosoof Ger Groot:
‘Het gaat om het vinden van de eigen weg, die aanvankelijk leidt naar God,
vervolgens naar het goede, naar een goed leven en ten slotte naar
zelfrealisatie, zoals het aan het eind van de twintigste eeuw zal gaan heten,
inmiddels los van iedere religieuze context. Ieder mens heeft de opdracht zijn
volstrekt particuliere eigenheid te verwerkelijken: daarin ligt zijn unieke
waarde’. 40
De psycholoog Erik Erikson (1902-1994) richtte zich op de
psycho-analyse. Hij zag de psychische ontwikkeling als een levenslang proces. Elke
ontwikkelingsfase kan positief maar ook negatief verlopen. Hieronder een
beknopt overzicht.
1. Babytijd (0-1,5 jaar)
Vertrouwen ↔ fundamenteel
wantrouwen
Positief: in de baby-fase ontstaat de hechting met de moeder. In deze
fase ontstaat het Basisvertrouwen ('basic trust'). Een vertrouwen dat gedurende
het hele leven een basis vormt voor de relatie met de medemens.
Niét positief: psychische beschadiging in deze ontwikkelingsfase leidt
tot een fundamenteel wantrouwen gedurende alle latere levensfasen.
2. Peuter leeftijd (1,5-3 jaar)
Zelfstandigheid ↔ schaamte en twijfel
Positief: de omgeving geeft de peuter aanmoediging om te komen tot
onafhankelijkheid en exploratief gedrag.
Niét positief: ouders kunnen ook teveel of te weinig beschermend zijn.
In beide gevallen wordt de exploratiedrang van het kind geremd en loopt zijn
ontwikkeling schade op.
3. Kleuter leeftijd (3-6 jaar)
Initiatief ↔ schuldgevoel
Positief: een kleuter leert zelf activiteiten te ondernemen en kleine
taken te verrichten zoals het aan- en uitkleden. Het kind heeft plezier met wat
hij doet en tot stand brengt.
Niét positief: de kleuter kan ook onvoldoende ruimte krijgen om zijn
ondernemingszin uit te leven. Het kan gebeuren dat hem te weinig veiligheid en
structuur wordt aangeboden. In deze gevallen zal het kind zich schuldig gaan
voelen in plaats van te genieten van wat het bereikt.
4. Kindertijd (6-12 jaar)
Vlijt ↔ minderwaardigheid
Positief: in deze fase leren we allerlei vaardigheden die we nodig
hebben om succesvol te kunnen zijn in de maatschappij; niet alleen basale zaken
als lezen en schrijven, maar ook het ontwikkelen van verantwoordelijkheid en
sociale vaardigheden.
Niét positief: er kan een gevoel ontstaan van minderwaardigheid.
5. Adolescentie
(12-18 jaar)
Identiteit ↔
identiteitsverwarring
Positief: bij de overgang van kind naar volwassene gaat de
adolescent door een identiteitscrisis, stelt vragen als ‘wie ben ik’ en ‘wat
wil ik’? Dit kan resulteren in een goede identiteitsontwikkeling.
Niét positief: als hij geen duidelijk antwoord kan vinden dan zal hij
steeds op zoek blijven naar de rol die hij heeft (zal hebben) in het leven. Het
kan voor verwarring zorgen. Het gevaar is dat een adolescent een negatief
zelfbeeld ontwikkelt.
6. Vroege
volwassenheid (18-35 jaar)
Intimiteit ↔ isolement
Positief: in deze fase gaan we ons betrokken voelen bij ons werk en
ontwikkelen we duurzame, intieme relaties.
Niét positief: als we daar niet in slagen kunnen we kampen met gevoelens
van eenzaamheid. Afzondering of het regelmatig wisselen van partner kunnen het
gevolg zijn.
7. Middelbare leeftijd (35- 60 à 65)
Productiviteit ↔ stagnatie
Positief: dit is onze meest productieve periode. We brengen kinderen
groot, maken carrière en helpen anderen. Het is de fase waarin we onze
levensdoelen waarmaken.
Niét positief: als we daar niet in slagen dan kan het zijn dat we in
onszelf gekeerd raken en stagneren in onze ontwikkeling. Bovendien kunnen er emotionele
problemen ontstaan.
8. Late volwassenheid
(vanaf 60 à 65 jaar)
Tevredenheid ↔ wanhoop
Positief: we vragen ons af wat de zin van het eigen
leven is (geweest). We doen een poging onder woorden te brengen wat het leven
waarden-vol maakt. Het geheel leidt tot een mensbeschouwing, in gesprekken en
soms ook op beschouwelijk niveau. In deze laatste levensfase kijken we terug op
ons leven, op de betekenis ervan en zijn daar in meer of mindere mate tevreden
over. Daardoor kunnen we een naderend levenseinde accepteren.
Niét positief: we kijken terug met spijt, blijven treuren om mislukkingen
en gemiste kansen. We zullen de dood niet accepteren. De laatste levensfase zal
gespannen zijn en angstig.
Literatuur: 34 pg 238-259.
De neuropsycholoog Dirk J. Bakker schrijft in Contactblad, Nieuwkoop,
2014:
“Alle levende wezens hebben genen, een mens zo’n 22 duizend. Genen
hebben we geërfd van onze ouders en voorouders. Genen hebben het (ingewikkelde)
gereedschap om te bepalen wie we kunnen worden. We hebben er geen grip op.
Maar bedenk, genen doen pas wat als ze ‘open’ staan, anders
gezegd, als ze tot expressie komen.
De vraag is hoe het komt dat een gen open gaat, gesloten blijft of weer
gesloten wordt. Eén ding is duidelijk, het al of niet open gaan van een gen
geschiedt op aangeven van wat er in de omgeving van een gen plaats
vindt. Neem dat woord omgeving in dit verband maar ruim: de cel waarin het gen
vertoeft (het lijf waarin het huist) maar ook de materiële en immateriële
omgeving van elk individu.
De ervaringen die we opdoen in onze omgeving, zij zijn in staat een gen in zijn
hok te houden of juist ruim baan te geven. Het
verschijnsel waar we het hier over hebben heet epigenetische
genregulatie, dat is de regeling van het open gaan, op een kier zetten of
het gesloten worden van genen, zulks op aangeven van gebeurtenissen in de
omgeving: de levenservaring als poortwachter van het gen”.
De invloed van opvoeding
“Het verhaal van de epigenese en van de epigenetische overerving
betekent tegelijkertijd en vooral het
verhaal van de opvoedende en
opgevoede mens. De omgang met elkaar en met al wat leeft, het is niet meer
een wollig verhaal, maar geeft aan hoe belangrijk goede opvoeding is voor een
kind”. zie ook 22
De psycholoog Lawrence Kohlberg (1927-1987) ontwikkelde een model
voor de morele ontwikkeling van kinderen en volwassenen. Gedurende deze ontwikkeling
doorloopt een mens verschillende stadia in een vaste volgorde. De eerste stadia
die worden doorlopen betreffen de meest basale normen. De stadia worden steeds
complexer en meeromvattend. Kohlberg verspreidde zijn theorie over 3 niveaus
met telkens 2 fases.
1e niveau: pre-conventioneel niveau
fase 1: straf vermijden
Men doet alles om straf te vermijden. Zo denkt een kind niet na over de inhoud
maar enkel aan het doel. Het kind is alleen maar gericht op het vermijden van
straf.
fase 2: wederzijds voordeel zoeken
Je denkt in deze fase niet vanuit morele waarden, je doet iets voor een ander
omdat hij dan iets moet terug doen. Eigenbelang staat in deze fase centraal.
2e niveau: conventioneel niveau
fase 3: Goed is wat de ander goed vindt
Je kijkt eerst naar anderen voor je een besluit neemt en past je hier op aan. Je
geeft je eigen identiteit daarbij op.
fase 4: Het naleven van wetten en regels
In deze fase richt je je op de geldende wetten en regels en leeft die
nauwkeurig na. Het doel in deze fase is het optimaal functioneren in de
samenleving. Je leeft de wetten na op de letter en houdt geen rekening met
de geest ervan. Je gaat de wetten verstrengen en verinnerlijken. Indien je
de wet uitvoert naar de letter heb je de mogelijkheid je te verschuilen achter
de ander. Hierbij schuif je de schuld in de schoenen van iemand anders.
3e niveau: post-conventioneel niveau
fase 5: eigen waardepatroon ontwikkelen
Je stelt jezelf de vraag of je de wet in alle omstandigheden naar de letter
moet naleven. Je gebruikt je oordelend vermogen. Je houdt rekening met de
complexiteit van de situatie.
fase 6: iets is goed omdat het niet tegen de eigen
principes ingaat.
Bij het beoordelen van een moreel dilemma weegt je persoonlijk geweten het
zwaarst. Wanneer je voor de keuze staat tussen twee niet te combineren
oplossingen volg je de stem van je geweten en kiest een oplossing die jou het
meest redelijk lijkt.
Alles wat je doet staat in functie van de universele waarden. Je voelt je
innerlijk gedwongen deze waarden te realiseren.
01 Tjeu van den Berk, 2011, Het oude Egypte: bakermat van het
jonge Christendom
02 Klaas Hendrikse, 2007, Geloven in een God die niet
bestaat
02 Klaas Hendrikse, 2011, God bestaat niet en Jezus is zijn zoon
03 Carel ter Linden, 2014, Wat doe ik hier in godsnaam? Een zoektocht
04 Nico ter Linden, 1996-2003, Het verhaal gaat… Zes delen
05 Harry Doornbos, 2003, Achter een Joodse man aan
06 Harry Kuitert, 1974, Zonder geloof vaart niemand wel
06 Harry Kuitert, 1998, Jezus nalatenschap van het Christendom. Schets voor een
christologie
06 Harry Kuitert, 2002, Voor een tijd een plaats voor God
06 Harry Kuitert, 2005, Hetzelfde anders zien
06 Harry Kuitert, 2014, Kerk als constructiefout
07 Ton Veerkamp, 2015, De wereld anders. Politieke geschiedenis van het grote verhaal
08 Rochus Zuurmond, 2018, God en de moraal. Een andere kijk op bijbelse ethiek
09 Edward van der Kaaij, 2015, De ongemakkelijke waarheid
van het christendom. De echte Jezus onthuld.
10 Casper Labuschagne, 2000, Zin en onzin rond de bijbel, Bijbelgeloof bijbelwetenschap en bijbelgebruik. Beschouwing over de bedoeling van de schrijvers van oudtestamentische teksten
11 Fokko Omta, 2019, Tijd voor een post-theïstisch zondebegrip
12 Rick Benjamins, 2016, Liberaal
Christendom, ervaren doen denken
12 Rick Benjamins, 2022, Boven is onder ons. Bert Altena, blog
Godsdienstsociologie
19 Meerten ter Borg, 2010, Vrijzinnigen hebben de
toekomst
20 Dick Swaab, 2010, We zijn ons brein
20 Dick Swaab, 2016, Ons creatieve brein
21 Daniel Kahneman, 2019, Ons feilbare denken
22 Dirk J. Bakker, 2012, Wind in het grijze woud; het brein als ontvanger en gever van leven
23 Abraham Maslow, 1974, Motivatie en persoonlijkheid
23 Duane Schultz, Groeipsychologie, 1979. Hierin: Het mensbeeld van Abraham
Maslow
24 Gerd Gigerenzer, 2022, De kracht van je intuïtie: de
intelligentie van het onbewuste
30 Carl G. Jung, 1977, Archetypen
30 Carl G. Jung, 1982 Oerbeelden.
30 Duane Schultz, 1979, Groeipsychologie. Hierin: Het mensbeeld van Carl Jung
31 Dirk De Wachter, 2012, Borderline times. Het einde van de normaliteit
32 Edith Eger, 2018, De keuze. Leven in vrijheid.
33 Frankl Viktor, 1978, De zin van het bestaan, een inleiding tot de logotherapie
34 Erik H. Erikson, 1971, Het kind en de samenleving
40 Ger Groot, 2017, De geest uit de fles. Hoe de moderne mens was en wie hij is
41 Bertrand Russell, 1990, Geschiedenis der westerse
filosofie
42 André Klukhuhn, 2020, De vreemde lus. Over
bewustzijn en het verbond tussen wetenschap, kunst, filosofie en mystiek.
André Klukhuhn De essayist als
koorddanser, De Revisor. Jaargang 35 - dbnl
43 John Kaag, 2019, Met Nietzsche de bergen in
44 Frank Martela, 2020, Een prachtig leven. Hoe vind je zin in je bestaan?
45 Joachim
Duyndam, 2003, Levinas, Trouw, Serie De grote filosofen
46 Jan Keij, 2018, De filosofie van Immanuel Levinas
50 Stephen Fry, 2017, Mythos De Griekse mythen herverteld
51 Yuval Harari, 2015, Sapiens, een kleine geschiedenis
van de mensheid
51 Yuval Harari, 2015, Homo Deus: een kleine geschiedenis van de toekomst
52 Agnes Amelink, 2001, De Gereformeerden
53 Wim Wijnands, 2012, Niet fietsen op zondag. Kleine kroniek van een gereformeerde jeugd.
54 Rutger Bregman, 2019, De meeste mensen deugen. Een
nieuwe geschiedenis van de mensheid
- Gnostiek
60 Bram Moerland, 2017, Gnosis en gnostiek
61 Jacob Slavenburg, 1994 Nag Hammadi geschriften I
61 Jacob Slavenburg, 1995 Nag Hammadi geschriften II
61 Jacob Slavenburg, 2006, De vrouw die Jezus liefhad, Maria Magdalena