Inhoud
2. De late jaren 1950 en daarna
Hoofdstuk II. De mens en zijn wereld
2. Psycho-analyse, het onbewuste
3. Mythologische geloofsvoorstellingen
Hoofdstuk III. Theologie
in beweging
3. Jezus,
rationeel en transcendent kenbaar
6. Een post-theïstisch zondebegrip
Hoofdstuk IV. De mens als zingever
1. Frank Martela, de zin van het leven
3. Heidegger: Zin geef je niet aan je leven
5. Hendrikse: Je leven is maar ten dele
maakbaar.
6. Erik Erikson, positieve of negatieve
ontwikkeling
7. Dirk De Wachter, uniek en eigentijds
Hoofdstuk V. Mijn innerlijke wereld
2.1. Maslow, zes behoefte-niveaus
4.1 Erik Erikson, acht levensfasen
4.2 Niveaus morele ontwikkeling
4.3 Epigenetische genregulatie
Bernard Sietses
weblog, 2023
Als eerste stel ik de vraag waarom mensen
meer en meer de kerk verlaten.
Wat is de situatie waarin we terecht zijn gekomen? Zie
artikel dagblad Trouw 22-12-2022
Waarom heeft de kerk als drager van het Christelijk geloof het zo moeilijk?
Waarom kiezen kerkgangers een alternatieve weg
als het gaat om de verrijking van hun geestelijk leven?
Is de boodschap van de Christelijke kerk niet meer van deze tijd?
Is het niet zo dat op grond van nieuwe theologische inzichten geloofsvoorstellingen inhoudelijk zouden moeten worden bijgesteld?
Veel vragen, hoe vinden we hierop antwoord?
Het blijkt dat een plaatselijke predikant,
Hans Meijer, mij een denkrichting kon geven.
Tijdens een kerkdienst boeit Ds Hans Meijer zijn toehoorders niet alleen met een heldere, goed te begrijpen verkondiging maar geeft ook -waar nodig- een eigentijdse interpretatie van Bijbelteksten.
Hij creëert een religieuze omgeving waar ik me goed bij voel.
Als bijzonderheid noem ik de verschillende bijeenkomsten met de naam ‘Taizé-vesper’. Daarin wordt een meditatieve sfeer gecreëerd door: muziek, koorzang, meditatie en stilte.
Samen met mijn vrouw bezocht ik verschillende van zijn ‘leerhuizen’. Hij gaf
daar informatie met een inhoud die mij deed opleven. Deze sloot niet alleen aan
bij wat ik jaren geleden al had gehoord en gelezen, maar vooral ook bij mijn
eigen denken en beleven. Allerlei dingen werden mij duidelijk, met name dat er
een overtuigend verband is te leggen tussen geactualiseerde
geloofsvoorstellingen en onderwerpen uit de filosofie en psycho-analyse. Aanleiding
voor mij om hiervan studie te gaan maken.
Vanaf 2018 ben ik me gaan verdiepen in de meer recente theologie met daaraan gekoppeld onderwerpen uit andere bronnen. Te vinden in de literatuurlijst.
Kunnen we greep krijgen op de wijze van denken van de hedendaagse mens?
Ja zeker, een voorwaarde daarbij is wel dat men kennis neemt van datgene wat in de afgelopen eeuwen is gebeurd. Het is de Renaissance die kan worden aangewezen als de periode waarin de geschiedenis van de West-Europese cultuur begint; een nieuwe manier van denken biedt zich aan. Deze is bekend geworden onder de naam ‘de moderne tijd’.
Tot in de 16e eeuw heeft de kerk
het vol gehouden: de waarheid werd in een geloofsleer verpakt en als
objectief aan de ‘gelovigen’ doorgegeven. Andersdenkenden werden gestraft.
Het probleem bleef echter dat ieder mens op een eigen subjectieve manier
waarneemt, beleeft en denkt. Het bleek onmogelijk om iedereen op dezelfde wijze
te laten ‘geloven’. Zie ook 12, hfd 3
De Verlichting was een reactie op een dogmatisch autoriteitsgeloof. Er ontstonden twee hoofdstromingen, het Rationalisme en de Romantiek.
Het Rationalisme,
de prioriteit van de rede
Tot
in de Middeleeuwen werd de Christelijke Religie voorgeschreven door specialisten,
geestelijken die op de hoogte waren van de kerkelijke leer.
De filosoof René Descartes (1596-1650)
bracht hier verandering in door de religie niet meer als allesbepalend
uitgangspunt te nemen. In plaats daarvan gaf hij het menselijke verstand de
prioriteit. Zijn gedachtegoed werd bekend onder de naam rationalisme, een stroming
die het denken tijdens de Verlichting zou gaan bepalen. 40
Nieuwe
vragen werden gesteld zoals:
waarvoor zouden we God nog nodig hebben als ons eigen verstand toch ook
antwoord kan geven op onze zingevingsvragen?
En, wat moeten we met een kerk die ons wil overtuigen van haar eigen gelijk,
van datgene waarvan zij zeggen dat het de absolute waarheid is?
Jaren later kreeg het filosofisch denken van Descartes (ook) een vervolg bij Immanuel Kant (1724-1804). Hij geeft religie
een plaats binnen de grenzen van de rede!
42, pg121
De Romantiek,
prioriteit aan intuïtie en gevoel
Als reactie op het Rationalisme ontwikkelde zich de Romantiek. Hierbij richtte men zich op grote gevoelens en hartstochten. Een bekende vertegenwoordiger van deze stroming was de filosoof Jean Jacques Rousseau.
Bij hem stond niet de rede centraal die tot vooruitgang leidde, maar het hart en de ‘natuurlijke toestand’ van de onbedorven mens. Deze leefde als wilde of als plattelandsmens, twee types die Rousseau verheerlijkte omdat ze een natuurlijk leven hadden. De mens was in zichzelf vrij en onafhankelijk, aldus Rousseau, maar werd uiteindelijk bedorven door luxe, vooruitgang en wetenschap.
Conclusie
Het belangrijkste kenmerk van de Verlichting is dat de theologische antropologie verandert in een filosofische antropologie. Het is de méns die de grondslag wordt van alles wat er gebeurt. Men wilde niet meer zoeken in ‘een hogere werkelijkheid’. De méns neemt de plaats in van God.
Het nieuwe uitgangspunt wordt de wereld zoals deze zich voordoet. Als realiteit, voor de mens waarneembaar.
Eind
jaren 1950 krijgt de Moderniteit een nieuwe fase. Het póstmodernisme doet zijn
intrede!
Wat zijn hiervan de kenmerken?
Het
postmodernisme
Het postmodernisme is een cultuurstroming die ontstond aan het eind van de jaren 1950. Kenmerkend ervan is de radicale twijfel aan waarheid zoals die wordt opgeëist door systemen die hun eigen wetgeving vaststellen. Het gaat daarbij om de ‘grote verhalen’ die waarheid claimen, zoals gebeurt in de politiek en in de theologie.
Eigen ervaringen
in de jaren 1960/1970
In
het gereformeerde milieu waarin ik opgroeide stonden de waarden en normen vast,
ze waren een richtlijn voor mijn opvoeding. Ze domineerden zowel thuis als op
school, in ‘onze’ politieke partij als in ‘onze’ krant. Ik herken mezelf
helemaal in de boeken van Agnes Amelink 52 en van Wim Wijnands 53.
De gereformeerde identiteit werd op mij als kind en jeugdige overgedragen. Mijn
adolescentie en de jaren die daarop volgden vielen volop in de tijd van het
postmodernisme.
In de vele gesprekken die ik had met familie en vrienden was ‘levensbeschouwing’ nogal eens het onderwerp. Ik voelde me thuis in de discussie waarbij gereformeerde waarden onder de loep werden genomen. Niet alles voor zoete koek aannemen, maar vragen naar achtergronden. Om die reden vond ik de publicaties van de theoloog Harry Kuitert (1924-2017) bijzonder interessant. Hij bracht onder woorden wat ik - vaak latent- van belang vond.
Overigens
drong het kritische gedachtegoed uit de Verlichting pas jaren later door. In
dat proces was Harry Kuitert één van de theologen met een baanbrekende rol!
Ook
de humanistische psychologie van Abraham Maslow maakte op mij veel indruk. Centraal
daarbij stond de optimale ontwikkeling van het méns-zijn. Worden wie jíj bent.
Opklimmen naar zelfverwerkelijking en zelfs naar zelfoverstijging. 23
Vele jaren later drong het tot mij door dat zowel Kuitert als
Maslow typerend waren voor het postmoderne denken: beiden bekritiseerden gangbare
waarheden binnen hun vakgebied; beiden
zochten naar nieuwe wegen.
Kuitert zet de religieuze mens
centraal: het is de méns die zich richt op een goddelijke aanwezigheid.
In 1974 schrijft hij 'Alle
spreken over Boven komt van beneden, ook de uitspraak dat iets van Boven komt.' Daarmee laat hij weten dat de theologie bij de méns
begint . 06,1974.
Ook Maslow stelt de mens centraal. Hij neemt afstand van de twee
gangbare psychologische stromingen (behaviorisme en psychoanalyse) en ontwikkelt
een psychologie die is gericht op de geestelijk gezonde mens. Hoewel zijn
gedachtegoed in de wetenschappelijke psychologie geen stand heeft gehouden
blijft Maslow van grote waarde binnen mijn mensbeschouwelijk denken.
Vijftig jaar
later
Het postmodernisme heeft geleid tot persoonlijke emancipatie, het mogen zijn wie je bent. Een positieve ontwikkeling, zeer zeker. De keerzijde is echter dat deze vernieuwing gepaard is gegaan met een op hol geslagen individualisme en weinig of geen interesse voor de medemens. Met als gevolg sociale vereenzaming.
Daarnaast heeft het geleid tot oppervlakkigheid, een toenemend materialisme en overdreven gerichtheid op eigenbelang.
Hoe verder?
De periode van ‘de Verlichting’ wordt gekenmerkt door twee stromingen: het Rationalisme en als reactie daarop de Romantiek; óf de ratio óf het gevoel was dominant.
Hieronder
zal duidelijk worden dat verstand en gevoel beide deel uitmaken van de
menselijke psyche. Iedereen heeft te maken met rationeel en irrationeel bewustzijn.
Het volgende hoofdstuk geeft daarover duidelijkheid.
Op
welke wijze maakt een mens kennis met zijn wereld?
Een antwoord van twee filosofen: Bergson en Klukhuhn.
Er zijn volgens de Franse filosoof Henry Bergson (1859 - 1941) twee manieren om naar de wereld te kijken: een analytische en een metafysische.
- De wetenschap bestudeert de wereld analytisch en zet daarmee de wereld stil.
- Bergson werkt vooral de metafysische manier uit waarbij de wereld in zijn dynamiek wordt beschouwd.
De filosoof André Klukhuhn geeft op een eigen manier vorm aan deze stellingname, hij schrijft: het menselijk bewustzijn kan in twee helften worden gesplitst, een wereld buiten ons en een wereld binnen ons. 42 pg 69ev
Binnen
deze tweedeling ziet hij vier kén-wijzen: wetenschap, mystiek, kunst en filosofie.
Hieronder kort beschreven, met dit verschil dat ik ‘Mystiek’ vervang door ‘het transcendente’.
- een wereld buiten ons
1.
De wetenschap; deze bevindt zich in de menselijke
buitenwereld en staat aan de ene kant van het bewustzijn.
Wetenschap staat voor objectieve kennis, waarneembaar en toetsbaar.
- een wereld binnen ons
2. Het transcendente; dit bevindt zich aan de andere kant van het menselijk bewustzijn, de binnenkant. Kenmerken hiervan zijn: de oerbeelden, het heilige, het goddelijke. Transcendentie is nauw verwant aan Religie.
3. Het kunstzinnige; deze ken-wijze is verweven met het transcendente. Kunst is subjectief, emotioneel en artistiek.
- de
overkoepeling
4. De filosofie
overkoepelt beide polen, richt zich op zowel de wereld buiten ons als wereld
binnen ons.
Wat ik onder de aandacht wil brengen is dat de buitenwereld en de binnenwereld als twee tegenpolen op elkaar zijn aangewezen. Ratio en intuïtie staan op gespannen voet, uiterst verschillend en tegelijkertijd gedwongen tot samenwerking.
In dit weblog
volg ik de filosofische benadering van Bergson en Klukhuhn en geef daarbij in
het bijzonder aandacht aan de rol van de transcendente ken-wijze.
In plaats van het woord ‘metafysisch’ (Bergson) of ‘mystiek’ (Klukhuhn) gebruik ik in dit weblog ‘transcendentie’. Deze kenwijze gaat uit van directe en intuïtieve ervaringen van een mens bij waargenomen verschijnselen.
Nauw verwant hieraan zijn:
- persoonlijk en collectief onbewuste
- irrationeel en intuïtief
- mythologisch en symbolisch
- zelfoverstijging en meditatief bewustzijn
Hieronder een toelichting:
Welke rol
speelt het onbewuste binnen de menselijke psyche?
De psychiater Carl Jung (1875 – 1961) geeft een overtuigende verduidelijking van datgene wat zich afspeelt aan de binnenkant van de menselijke psyche. Hij trekt een grens tussen het bewuste en het onbewuste. Dit laatste heeft als inhoud:
a. het persoonlijk onbewuste. Dit is een opslagplaats van materiaal dat niet meer bewust is, maar dat gemakkelijk tot het bewuste kan opstijgen. Dit materiaal bestaat uit herinneringen en gedachten die uit het bewuste zijn gestoten omdat zij onbelangrijk of bedreigend zijn.
b. het collectief onbewuste. Carl Jung noemt dit de machtigste kracht in de psyche van een persoon. Het bestaat uit overgeërfd psychisch materiaal wat bij de hele menselijke soort onbewust aanwezig is.
Complexen
Een belangrijk aspect van het persoonlijke onbewuste wordt gevormd door wat Jung complexen noemde: groepen van emoties, herinneringen en gedachten rond een bepaald thema.
De persoon met een complex is zich er niet van bewust hoe sterk hij erdoor wordt beheerst omdat het geen deel vormt van zijn bewuste. Complexen bepalen eigenlijk alles aan ons: hoe we de wereld waarnemen en welke waarden, belangstellingen en motivaties we erop nahouden.
Het
collectieve onbewuste
Jung geloofde aanvankelijk dat de complexen hun oorsprong vinden in traumatische gebeurtenissen uit de vroege jeugd, maar later begon hij zich te realiseren dat ze afkomstig zijn van veel diepere ervaringen. Hij meende, dat complexen worden beïnvloed door bepaalde ervaringen in de evolutionaire geschiedenis van de soort, ervaringen die worden doorgegeven van de ene generatie naar de volgende door middel van erfelijkheidsmechanismen. Juist zoals ieder van ons zijn vroegere ervaringen heeft opeengestapeld en opgeborgen, zo heeft ook de menselijke soort dat gedaan.
De opslagplaats van deze universele evolutionaire ervaringen vormt het diepste en meest ontoegankelijke niveau van de persoonlijkheid, het collectieve onbewuste. Dit wordt de basis van de persoonlijkheid van een individu. 30, 1979
Oerbeelden
Welke krachten zijn afkomstig uit dit collectief onbewuste? Ze hebben hun bron in oerbeelden (of ‘archetypen’), zie bijlage 2.1b 30, 1979
Jung noemt onder meer de volgende oerbeelden: de Oermoeder, de Goddelijke Zoon, de Maagd, de Duivel, de Slang, het Beest, de Held, de Oude Man, de Maan, de Zonnegod, de Wind, het Water, de Zee, het Vuur. 30, 1982
De Oermoeder
De inhoud van zo’n oerbeeld kan verschillen. Neem bijvoorbeeld de ‘Oermoeder’. Zij is de goddelijke vertegenwoordiger van vruchtbaarheid, moederschap, liefde, geluk en wijsheid. Ik noem enkele: Isis in het oude Egypte, Aphrodite in de Griekse oudheid, Ishtar in Babylon en Freya bij de Germanen. De godin Freya was mooi, machtig en strijdlustig.
Kenmerkend
voor oerbeelden is dat ze in elke cultuur de eigen religie overstijgen. Met
behulp van Wikipedia heel overtuigend te lezen bij het scheppingsverhaal en de zondvloed
en de onsterfelijke ziel
en het dodenrijk.
Twee
publicaties bevestigen de onschatbare waarde van Carl Jungs Psycho-analyse,
het zijn:
a. Kahneman: een wetenschappelijk onderzoek over
de wijze waarop mensen beslissingen nemen.
b. van den Berk: de oorsprong van de Christelijke leer.
ad a. In
hoeverre denkt een mens irrationeel en intuïtief?
De psycholoog Daniel Kahneman ontdekte niet alleen het bestaan van twee
soorten denkprocessen in ons brein, het intuïtieve en het rationele, hij toonde
ook aan hoe deze twee denksystemen tot totaal verschillende uitkomsten kunnen
komen. Zelfs met dezelfde informatie. Hij heeft vooral de kracht van ons
onbewuste brein onthuld. We denken allemaal dat we rationeel denkende mensen
zijn die nadenken over te nemen beslissingen. Het tegenovergestelde blijkt het
geval; we zijn (bijna) helemaal irrationeel. Dit blijkt voor ons een
overlevingsmechanisme. 21, 2019, Deel 1
Het bestaan van deze twee polen wordt door de psycholoog Kahneman (geb. 1934) bevestigd. Hij analyseerde de wijze waarop mensen beslissingen nemen. Op grond van wetenschappelijk onderzoek stelde hij vast dat dagelijkse beslissingen voor ca 95% op intuïtieve basis worden genomen. De overige beslissingen worden rationeel doordacht. Slechts 5% dus!
ad
b. Bestaat er een relatie tussen mythische oerbeelden en het op de Bijbel
gebaseerde Christendom?
Heel duidelijk, schrijft de theoloog Tjeu van den Berk in zijn boek ‘Het oude Egypte: bakermat van het jonge Christendom’. 01
‘Deze
relatie is juist fundamenteel: de christelijke leer
is gebaseerd op universeel aanwezige oerbeelden’ (archetypen).
Als basis gebruikt Tjeu van den Berk de theorie van Carl Jungs collectieve onbewuste.
Als de relatie tussen oerbeelden en het op de
Bijbel gebaseerde Christendom zo overtuigend kan worden ingevuld dan komen
indringende vragen naar voren, zoals:
- wat hebben oude verhalen in de Bijbel te zeggen? Hoe moeten we ze lezen?
- wat is de invulling van onze geloofsvoorstellingen?
Hoe
gaan we om met de vele mythologische en symbolische verhalen die in de Bijbel
staan geschreven?
Moeten
wij de oude verhalen in de Bijbel wel zo letterlijk nemen? Nee, zegt de
theoloog John D. Crossan. ‘Het is niet zo dat de oude volken
letterlijke verhalen vertelden en dat wij nu zo slim zijn ze symbolisch uit te
leggen.
Maar het is andersom: ze vertelden in symbolische zin en wij zijn nu zo
dom ze letterlijk te nemen’.
Mythologische voorstellingen hebben de mythe als basis. Wat wordt daarmee bedoeld?
Een mythe is een verhaal over goden en helden in een onbepaald verleden, dat niet werkelijk is gebeurd, maar waarin wel een diepe waarheid wordt verteld over de wereld en het menselijk leven.
Onderstaande vier theologen geven een niet mis te verstane verduidelijking.
Rudolf Bultmann (1884-1976) zegt dat ‘mythologische geloofsvoorstellingen zouden moeten worden toegespitst op ons hedendaagse leven. Niet als waar gebeurde beschrijvingen van een werkelijkheid’. 12 pg 18. Hij is van mening dat de verkondiging van het evangelie inhoudelijk vernieuwd moet worden.
De mythologische voorstellingen zijn de verpakking van een boodschap die ons een nieuwe kijk op onszelf en op ons bestaan wil geven.
Rochus Zuurmond (1930-2020) dringt er
op aan dat de Bijbelse boodschap opnieuw geijkt moet worden op zijn oorsprong.
De reden daarvoor is dat kernwoorden als ‘God, geloof, schepping, Zoon van God’
een betekenis hebben gekregen die op dit moment meer verduisteren dan
verhelderen. 08, pg 84
Casper Labuschagne (1929-2019)
schrijft dat hij ervan overtuigd is dat de godsvoorstelling van veel mensen
gebaseerd is op een veelvoud van misverstanden. Daarom kun je beter bij de bron
van vele misvattingen beginnen. Hij publiceerde hierover een voortreffelijk
boek met de titel ‘Zin en onzin rond de bijbel’. 10
Nico ter Linden (1936-2018) geeft als hét kenmerk van geloofsverhalen ‘Het is wel waar, maar het is niet echt gebeurd’. Hij wilde de Bijbel beslist niet als een verslag lezen van concreet waarneembare gebeurtenissen. Daarentegen zou de lezer zich moeten richten op de diepere bedóéling die schuil gaat achter elk verhaal.
Als levenswerk schreef ter Linden de zesdelige serie ‘Het verhaal gaat ...’, een hervertelling van de verhalen uit de Bijbel. 04 Daarmee wilde hij de bijbellezer ondersteuning bieden.
Conclusie
Voor wat betreft de Christelijke religie zijn de vele Bijbelverhalen hét middel
om de binnenkant van het menselijk bewustzijn te beïnvloeden. Daarbij moet men
ervan doordrongen zijn dat deze zijn geschreven in een Religieuze Taal wat
betekent dat ze niet als waar gebeurde geschiedenis moeten worden
geïnterpreteerd maar als een taal die wordt gekenmerkt door religieuze mythes
en symbolen, bijlage 2.1a. Ze zijn niet objectief zoals je van non-fictie
boeken verwacht. Het zijn teksten die zijn geschreven vanuit subjectieve, vaak
profetische gezichtspunten. In een tijd die ver weg staat van de onze.
‘Zelfoverstijging,
meditatief bewustzijn’. Wat houdt dat in?
De psycholoog Abraham Maslow geeft duidelijkheid aan het woord ‘zelfoverstijging’. Hij beschrijft zes ontwikkelingsfasen die een mens gedurende zijn leven doorloopt, bijlage 2.1. Een persoon wil zich verder ontwikkelen na het niveau van zelfrealisatie. Als zesde fase noemt hij zelfoverstijging. Op dit niveau passeert een mens de grenzen van het hier en nu. Hij bevindt zich in zijn ‘meditatief bewustzijn’, in een spirituele wereld.
Bestaat er
een methode die de transcendente kenwijze van het menselijk bewustzijn bestudeert?
Ja
zeker, het is de hermeneutiek die hiervoor
in aanmerking komt. Deze houdt zich bezig met de vraag wie de mens in wezen
is. Daarbij gaat het om het begrijpen waarom mensen zich gedragen zoals
ze zich gedragen. Waarom neemt iemand déze specifieke houding aan en
niet een andere? De wereld laat zich nooit neutraal of objectief zien maar verschijnt alleen als een wereld-van-betekenis. 40, 2017 pg 27, Heidegger
Het
bijzondere van de mens is dat hij op subjectieve wijze betekenis geeft aan
datgene wat hij waarneemt.
Mensen zijn interpreterende wezens, die altijd 'iets'
waarnemen 'áls
iets'. 12 pg 23
En verder…
Er bestaat een sterk verband tussen de onderwerpen die hiervoor aan de orde zijn geweest en de situatie waarin de theologie zich bevindt.
De
vraag is of traditionele geloofsvoorstellingen voldoende zijn meegegaan met de
geest van de tijd. Daarover het volgende hoofdstuk.
De zone van de innerlijke wereld werd eeuwenlang beheerst door de godsdienst. Tijdens religieuze bijeenkomsten werd het geestelijke bewustzijn gestimuleerd en inhoudelijk gevuld. Een steeds groter wordend knelpunt bleek echter dat men bij die invulling steeds meer achterbleef bij de ontwikkelingen in de natuurkunde en de filosofie. Ook geloofsvoorstellingen gaan mee met de geest van de tijd. Een samenleving is nu eenmaal in beweging en afhankelijk dáárvan komen mensen op nieuwe gedachten. De vraag is hoe hiermee om te gaan, terughoudend of kritisch denkend. Hierover het volgende.
In de 20e eeuw vond een omslag plaats waar het gaat om de wijze waarop men Bijbelteksten interpreteerde. De waardering voor traditionele en daarmee geruststellende kennis verminderde gaandeweg. Er ontstond een kritische houding, nog sterker, deze houding werd hét middel voor het verwerven van geldige kennis.
Er was een drang om geloofsvoorstellingen te vernieuwen, te actualiseren. Men wilde in de pas lopen met filosofische ideeën die als kenmerk hebben zich voortdurend te ontwikkelen.
De
socioloog Meerten ter Borg vraagt
zich af waarom gelovigen zo vaak vast houden aan traditionele, orthodoxe
kennis. Ook al is die verouderd. Er is blijkbaar moed voor nodig, zegt hij, om
een standpunt in te nemen dat afbreuk doet aan datgene wat men gewend is. Men
raakt erdoor in verwarring.
Ter Borg roept mensen op met de slogan Durf te weten! “We zijn vrij om te geloven en ons
geloof te kiezen. Het ‘durf te weten’ impliceert de harde waarheid dat we zelf verantwoordelijk zijn voor ons geloof
en onze traditie”. 19, 2010, hfd
II,5
Als ik als uitgangspunt neem dat ik ‘durf te weten’, wát wil ik dan precies weten? Wát zijn de onderwerpen die ik aan de orde zou willen stellen? Daarover gaat het in dit hoofdstuk.
- Wanneer is ons menselijk Godsbesef ontstaan?
- Kan dit Godsbesef zich in de loop van de tijd wijzigen? En hoe?
Voor een antwoord op deze vragen volg ik de gedachtegang van de theologen Carel ter Linden en Rick Benjamins.
Carel ter Linden:
- ‘God’ is identiek met een geestelijke werkelijkheid, de dragende kracht van deze wereld en van dit leven.
Hij omschrijft dit als ‘dragende krachten zoals trouw, liefde, vergevingsgezindheid en rechtvaardigheid die het leven en deze wereld bijeen houden.’
‘Ze zijn transcendent van karakter. Ze stijgen uit boven ons begripsvermogen. Ze komen niet uit ons voort, ze zijn op de een of andere manier met dit leven verweven en gaan daarom aan ons mens-zijn vooraf. De beeldende geloofsverhalen in de bijbel maken dit duidelijk’. 03, pg 130 ev
En verder: De voor ons leven en onze samenleving essentiële grondwaarden komen ons niet van boven of buiten ons bestaan aangevlogen; de mens heeft ze met vallen en opstaan ontdekt als de enige weg om het leven met elkaar op deze aarde mogelijk te maken, en herkend als eeuwige waarden.’ 03, pg 164
Ook Rick Benjamins ziet God niet als een almachtige die de wereld naar zijn hand zet.
Daarvoor in de plaats schrijft hij:
‘In een spirituele wereld worden mensen aangedaan of aangeraakt door het oneindige, het irrationele. Het is alleen de mens
die de mogelijkheid heeft dit te beleven, dit vanwege zijn geest die verbonden
is met het transcendente, het goddelijke. Deze verbinding overkómt je als mens’.
12 pg 16
En
verder: ‘God is een ZIJNDE die in de
mens zelfoverstijging opwekt’.
12 pg 18
In zijn boek ‘Boven is onder ons’ geeft de theoloog Rick Benjamins een helder overzicht van de situatie waarin Prot. Christelijke kerk zich in 2022 bevindt. 12, 2022
N.B. Voor andere Hedendaagse Godsbeelden, lees bijlage 3.1
Jezus
is zowel rationeel als transcendent kenbaar. Wat houdt dit in?
Een omschrijving van vier theologen:
De rationeel kenbare
Jezus
Kuitert: Binnen het Christendom is Jezus de centrale figuur.
Hij was een méns die leefde in déze wereld en wilde als Jood de God van Israël
nieuw leven inblazen. Merkwaardig dat vele jaren later het idee opkwam dat hij
naast een menselijke ook nog een goddelijke natuur bezat.
Jezus heeft zichzelf niet als een buitenaards mens gezien, in het bezit van een goddelijke natuur, maar als méns onder de ménsen, zij het met een bijzondere taak. 06, 1998
Labuschagne: Jezus werd bij zijn doop in de Jordaan toegerust met de Geest van God. Deze zou hem in staat stellen om zich te wijden aan zijn bijzondere opdracht. 10, pg 215.
(Overigens: ‘Het is niet alleen Jézus die de Geest van God ontvangt; zij wordt ook geschonken aan gewone mensen’, aldus Labuschagne. 10, pg 213)
Op welke wijze zou Jezus na zijn dood blijven leven? (Hij had immers beloofd terug te komen). Het antwoord is dat zijn volgelingen hem zullen leren kennen als ‘een Geestelijk teruggekeerde Jezus’. 10, pg 223
Hoe
moeten teksten worden geïnterpreteerd? Hoe moeten ze worden gelezen?
Doornbos (1946) vraagt zich af waar het idee vandaan komt om Jezus letterlijk als zoon van God te beschouwen. Hij geeft als antwoord dat dit ongetwijfeld wordt veroorzaakt door het veel te letterlijk lezen van Bijbelteksten. Men hield daarbij geen rekening met de totaal andere taalwereld van de schrijvers. Men zag onvoldoende dat er in geloofstaal werd geschreven te midden van de oosterse verhaalcultuur. 05, pg 109 ev
Soms wordt in Bijbelteksten gezegd, of minstens gesuggereerd, dat Jezus letterlijk bij God zelf vandaan komt, uit de hemel. Hoe kan dit? Doornbos geeft als antwoord:
De
evangelisten schreven hun teksten in geloofstaal. Het zijn stuk voor
stuk achteraf geschreven verhalen waarin mensen vertellen over hun ervaringen met
Jezus. 05, pg 112
De transcendent kenbare
Jezus
In navolging van
de apostel Paulus
plaatst Edward van der Kaaij (1952) Jezus op spiritueel en mythologisch niveau. Hij
schrijft dat de Messias van Paulus veel leek op de mysteriegoden in het oude
Egypte. Christus als een spirituele verlosser die verbonden was met een andere
wereld.
‘Alle gebeurtenissen in het leven van
Jezus Christus moeten worden uitgelegd als metafoor
(bijlage 2.1c) van ons eigen ideale bestaan’ 09 pg 173.
Conclusie
In het bovenstaande is sprake van een
dubbele gelaagdheid:
1. De historische Jezus, als een mens
die leefde in een aardse werkelijkheid. Als een Joodse man die de
God van Israël nieuw leven wilde inblazen.
2. Jezus op spiritueel en
mythologisch niveau, als metafoor van ons eigen ideale bestaan.
Beide visies kunnen probleemloos naast
elkaar bestaan, nog sterker: het leven van Jezus is niet voor niets geweest,
zijn geest leeft binnen het innerlijk bewustzijn van Christenen verder,
tijdloos!
Hoe verder …
Bovenstaande drie paragrafen vormen een basis voor de onderwerpen die in de rest van dit hoofdstuk worden beschreven. Het centrale thema daarbij is: het actualiseren van geloofsvoorstellingen.
Is het denken over een hiernamaals realistisch? Of is het niet meer en niet minder dan een geloofsvoorstelling?
Inleiding
Het
is de filosoof Plato die ca. 400 v Chr een basis legde voor een dualistisch
wereldbeeld, een bovenwereld en een aardse wereld.
Kenmerkend voor de bovenwereld is dat daar de oerbeelden bestaan van alles wat
we op de aarde tegenkomen, mensen, dieren en dingen. Deze bestaan eeuwig, in
perfecte vorm.
Kenmerkend
voor het aardse leven is het omgekeerde. Alles wat daar bestaat is tijdelijk, onvolmaakt en aan verval
onderhevig. Niets is er blijvend.
Plato is van mening dat er met de mens, als bezield wezen, iets uitzonderlijks
aan de hand is. Vanuit een vóór-bestaan daalt een ziel naar de aarde om daar
plaats te nemen in het fysieke lichaam van een mens.
Deze ziel blijft het hogere en onsterfelijke deel van een mens en verlangt ernaar ná het aardse leven weer terug te keren naar de bovenwereld waar hij zijn eeuwige leven kan voortzetten.
Wat
we als mens goed moeten weten is dat we door onze beperktheid denken dat
we op deze aarde in de werkelijkheid leven. Dit echter is slechts een schijnwerkelijkheid.
Als middel om deze theorie te verduidelijken schrijft Plato zijn beroemd
geworden grotmythe.
Met zijn visie distantieert Plato zich van het aardse leven en zoekt de ware
werkelijkheid in het rijk van de oerbeelden (ideeën) die eeuwig zijn en
onveranderlijk.
De
schrijvers van het Nieuwe Testament gingen door met deze gedachte. Hemel en
aarde bleven volstrekt gescheiden. Bij de lichamelijke dood stijgt de
menselijke geest op naar een andere, hogere werkelijkheid.
Tot de Moderne tijd, de Verlichting, bleef deze opvatting bestaan.
Het nieuwe
denken over ‘hiernamaals’
Hieronder enkele theologische opvattingen
Harry Kuitert “Wij zijn onszelf een raadsel, weten niet waar we vandaan komen
en waar we heen gaan. Waarom zijn we er maar even, en daarna niet meer? Elk
mens is een tijdelijk verschijnsel. Zijn macht, waarde en waardigheid is begrensd door
zijn tijdelijkheid.
Mensen zijn niet onsterfelijk, en hebben ook niet een onsterfelijke component. Als de levensgeest is geweken is het over en uit. Het hierNA-maals ruilen we in voor het hierNU-maals”. 06, 2002, pg 206
Maar
hoe staat het dan met mijn relatie met het goddelijke? Het is toch de God Jahwè
die altijd met mij mee gaat? Kuiterts antwoord is weliswaar positief maar voegt
daar wel aan toe dat God met ons mee gaat
zolang we ademen.
Hij schrijft hierover: “Geest en adem
horen bij elkaar, de samenhang tussen die twee verduidelijkt waarom wij voor
een tijd een plaats van god zijn. Doodgaan is inleveren, adem inleveren. Wij
zijn - heel letterlijk - voor ons bestaan aangewezen op lucht, op de lucht die
we inademen. Is er geen lucht meer, dan stokt de adem en gaan we dood, en
omgekeerd is doodgaan ophouden met ademen. Aangewezen op adem, op iets van
buiten: dat element delen mensen met elkaar, zo handhaven ze zich. Zolang het
duurt, ademen houdt een keer op: een mens blaast de laatste adem uit, zeggen
we. We zijn 'plaats van god' af, als we doodgaan”. 06, 2002, pg 195/196
Zoals eerder gezegd gaan we in deze Moderne Tijd niet meer mee met de visie van Plato’s ‘Bovenwereld’. Hetzelfde gebeurt met het ‘Hiernamaals’.
Wat
nu?
De woorden van Kuitert neem ik heel serieus. “De troost van een hiernamaals in
te ruilen voor de upgrading van het nu, dat is het waar ik de voorkeur aan
geef.
Als we het doodgaan aanvaarden als natuurlijk lot, blijven we bovendien dicht
bij de ervaring van het werkelijke leven. Geest is niet ons eigendom, het
doodgaan bewijst dat tamelijk rigoureus. Het fantaseren van een verlengstuk aan
ons leven doet in elk geval niets af of toe aan het harde feit van dat
'inleveren'. De hemel kun je ontkennen, bijzetten bij de illusies, maar dat je
de geest weer inlevert, daar kan geen mens omheen. Wie dood is, is uitgepraat.
'De geest keert terug' is dus veel realistischer.
De uitdrukking stamt uit het boek Prediker, een bijbelboek van een auteur die alle verhalen over god, mens en wereld achter zich heeft gelaten. In hoofdstuk 12 vers 7 is te lezen 'De geest keert terug tot God, die hem heeft gegeven'. We hebben de geest maar even, zolang als we leven”. 06, 2002 pg 209
“Geest is niet een bezit, mensen zijn geen eigenaars. Hij is er voor een bepaalde tijd, en daarna houdt het leven op, en dat 'ophouden' is hetzelfde als: de geest keert terug tot wie hem heeft gegeven”. 06, 2002 pg 210
Hoe denkt Carel ter Linden hierover?
Hij
schrijft ‘Ik kan mij een perspectief over de
grens van de dood als gelovige niet indenken. En wel omdat God, het
levensgeheim, een geestelijke werkelijkheid is. De dragende kracht van deze
wereld en van dit leven’.
'Leven' betekent: mij in mijn leven voor deze krachten
openstellen, om hiermee in verbinding met God te blijven, en mijn roeping als
mens te kunnen vervullen. Maar ik kan die krachten niet los denken van ons lichamelijk en geestelijk bestaan
op aarde, waarmee ze onverbreekbaar verbonden zijn. Als ik
sterf, houdt die verbinding op. Die krachten hebben dan hun werk gedaan.’ 03 pg 176
Rochus
Zuurmond heeft een heel andere invalshoek. Hij laat
daarmee zien dat we er lange tijd naast hebben gezeten.
Hij zegt “Als het over het
hiernamaals gaat moet worden bedacht dat 'leven' en 'dood' in de Bijbel geen
primair biologisch gedefinieerde begrippen zijn, maar vooral sociale noties.
'Leven' is het goede, actieve leven, samen met anderen”. 08 pg 145
Mijn eigen
visie
De
hierboven genoemde theologen geven mij een overtuigend antwoord. De levensloop
van alles wat leeft, dus ook van een mens, bestaat uit drie fasen: groei, bloei
en verval. Geen mens is onsterfelijk, als zijn levensgeest is geweken is er een
einde gekomen aan zijn leven. Valt na deze uitspraak verder niets meer te
zeggen? Toch wel.
Het is de filosoof Levinas die een passend antwoord geeft. Hij zegt ‘dat ik, over de dood heen, verder
ga in mijn kind en tegelijk ook niet. Met andere woorden: de dood blijft
voor mij een absolute grens die op mij botst met als gevolg verlies van
mijzelf.’ 46, 2018 hfd
1.2.5
Het leven wordt zowel genetisch als epigenetisch doorgegeven, zowel via erfelijkheid als door middel van opvoeding. Zie bijlage 4.3
Gnostiek
Op grond van mijn interpretatie van het ‘hiernamaals’ neem ik afstand van stromingen als gnostiek en esoterie. Zeker waar het gaat om theorieën over leven na de dood, o.a. beschreven door Moerland 60 en Slavenburg 61.
Er bestaat veel onrecht in deze wereld, veroorzaakt door o.a. hoogmoed, hebzucht, jaloezie, woede en onwetmatig machtsvertoon. Hoe hiermee om te gaan?
Kan dit alles worden rechtgezet door Jezus die voor ‘al onze zonden’ stierf aan het kruis? En daardoor vrede en verzoening mogelijk maakte?
De logica hiervan is voor mij niet te vatten.
De
teksten die ik hieronder geef spreken mij wél aan.
Het is de evangelist Marcus die de betekenis van het kruis weergeeft. Hij schrijft ‘keer om op je egoïstische levensweg en ga mee op het pad van de waarheid, van het licht. In Marcus 8 vers 34 is te lezen dat Jezus de menigte bij zich riep en zei ‘wie mijn volgeling wil zijn moet zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen en zo achter mij aankomen’. 45, 2003, pg 128
De
Frans-Joodse filosoof Emmanuel Levinas, 20e eeuw,
schrijft dat ‘verzoening in Christus’ niet verstaan zou moeten worden als
een miraculeuze goddelijke vergeving van alle zonden maar veeleer als appél aan mij persoonlijk tot een
Messiaanse levenshouding waarbij ik, bevrijd van het kwaad dat mij isoleert en
mij op mezelf richt, mij verantwoordelijk weet voor alle anderen’. 45 pg 128
Het
is de theoloog Edward van der Kaaij die zegt dat de vele bijbelverhalen
als metaforen (beeldspraak) moeten
worden opgevat. Het leven van
Jezus Christus moet worden uitgelegd als metafoor
van ons eigen ideale bestaan. (zie bijlage 2.1c)
Hij schrijft: ‘Of Jezus letterlijk is opgestaan uit de dood doet er helemaal
niet toe. Het gaat er om dat je als gelovige zélf opstaat uit je (geestelijke) dood’. 14, pg 147
De theoloog Cees den Heyer (1942-2021) schreef een boek over de ‘Verzoening’ (1997). Hij komt daarin tot de conclusie dat de verzoeningsleer waarbij Jezus is gekruisigd om God en mensen te verzoenen niet als dogma is terug te vinden in de Bijbel.
Mijn conclusie? De verzoeningsleer is geen leer, het is niet meer en niet minder dan een geloofsvoorstelling. ‘Verzoening in Christus’ zou moeten worden gerealiseerd in ons hedendaagse leven. De filosoof Levinas geeft mijns inziens de juiste invulling met zijn ‘Messiaanse levenshouding’: de gewetensvolle mens die onderweg is naar het goede.
En verder…
Het menselijk zondebesef is de basis voor een ‘verzoening’. Het begrip ‘zonde’ is nauw verbonden met het godsbeeld dat mensen hebben. Nu blijkt dat ook op dit punt een verandering gaande is! De overgang naar een post-theïstisch zondebegrip.
Een psalm of gebed waarin de door mijzelf gemaakte zonden centraal staan heeft mij nooit aangesproken. Ik kon er niets mee, niet in mijn adolescentiejaren en nu nog steeds niet. Om die reden waren de woorden van Kuitert voor mij een opluchting: ‘De Christelijke religie heeft te lang mensen klein gehouden. Eeuwenlang heeft de kerk mensen zondebesef ingedruppeld, en daarmee het leven van miljoenen mensen geordend, bepaald, ook ontregeld, en vaak gefnuikt. Gewone mensen waren zondaars, en dat moesten ze weten: zondaars mogen niet te hoog van de toren blazen’ 06 2002, pg 159
Het deed me goed kennis
te nemen van een eigentijds en vernieuwd zondebegrip. Deze kwam van Fokko
Omta, theoloog, geb. 1956, die het
zondebegrip als onderwerp had gekozen voor zijn dissertatie (2019). 11
Hij schrijft “er is onder veel Christenen een verandering gaande
waarbij men van het traditioneel theïstisch beeld van een persoonlijke God verschuift naar het ‘goddelijke’ als een
immanent principe, als kracht of geest”.
Een essentiële geestelijke kracht in de mens is dat hij vanwege
zijn ethisch bewustzijn kan kiezen tussen goed en kwaad; hij heeft -anders dan
dieren- de vrijheid om ‘de weg van het goede’ in te slaan.
Rutger Bregman schreef een boek met de titel dat
‘de meeste mensen deugen’. Zijn verhaal is wetenschappelijk
goed onderbouwd. Op overtuigende wijze geeft hij steun aan de gedachte dat de
meeste mensen van goede wil zijn. 54, 2019
Hierna beschrijf ik de relatie die kan worden gelegd tussen het ethisch bewustzijn van de individuele mens en de moraal zoals die bestaat binnen een groep mensen. Een moraal is gebaseerd op een geheel van waarden en normen en is daarmee het hoogste goed binnen een menselijke samenleving.
Na de constatering dat we leven in een ‘post-moderne
tijd’ stel ik de vraag of er ook een post-moderne moraal
bestaat.
De psycholoog Lawrence Kohlberg geeft een overtuigend antwoord. Hij
beschrijft hoe mensen zich kunnen ontwikkelen van een conventioneel naar
een post-conventioneel niveau.
- Op conventioneel
niveau richt een mens zich op de geldende wetten en regels en
leeft die nauwkeurig na. Hij volgt de letter van de wet en houdt geen
rekening met de geest ervan.
- Op póst-conventioneel
niveau is dit laatste wel het geval, daar speelt de geest achter de regelgeving welzeker een rol. Hoe
deze ‘geest’ inhoud krijgt? Door het individueel menselijke geweten.
Voor een meer gedetailleerde toelichting, lees de bijlage 4.2: Kohlberg, drie niveaus in de morele ontwikkeling.
Waarom geef ik bovenstaande informatie een plaats binnen een hoofdstuk dat ‘theologie in beweging’ als titel heeft?
De reden daarvoor is dat Christelijke dogma’s
nauw verbonden zijn met de wijze van denken op conventioneel
niveau. De onderwerpen die in hoofdstuk III aan de orde komen laten zien dat ik
de door theologen vastgestelde leerstellingen niet als vaststaand overneem.
Het post-conventioneel niveau geeft wél de nodige ruimte voor
eigentijdse beweging. Het is de liberale theologie die hieraan vorm geeft. Een
kenmerk hiervan is de zoektocht naar geloofsopvattingen die liggen in
persoonlijke beleving. Denken en geloof gaan samen. Een kritische verhouding
tussen deze twee elementen geeft de liberale theologie haar dynamiek. 12, pg 143
Hoe kan een Christelijke kerk omgaan met theologische
ontwikkelingen die een plaats hebben tussen een conventioneel en
een post-conventioneel niveau?
Een oplossing biedt
de PKN door meer dan één stroming te accepteren zodat zowel dogmatisch als
liberaal denkenden zich thuis kunnen voelen.
‘Wat is de zin van mijn leven? Dit is een vraag die de hedendaagse mens zichzelf stelt. Het is voor hem van essentieel belang dat zijn leven betekenis heeft.
De filosoof Frank Martela (1981) schrijft dat ‘bijna iedereen weleens wordt overvallen door het gevoel dat zijn bestaan volledig zinloos is. Dit kan gebeuren wanneer je je werk ervaart als nutteloos. Of dat je te maken krijgt met een groot verlies zoals de dood van iemand waar je heel veel van houdt. Ineens komt de gedachte bij je op: mijn leven stelt niets voor, mijn leven is zinloos geworden’. 44
Een populaire gedachte in deze tijd is dat we de wereld
naar onze hand kunnen zetten, dat we in een ‘maakbare wereld’ leven. Men kan
tegenwoordig veel, met name op het gebied van techniek, economie en
geneeskunde. In onze huidige wereld leggen we ons lot niet meer
in de handen van een God, maar van onszelf. Ons tijdperk is er één van
individuele verantwoordelijkheid. We zijn bezig met zelfbeschikking. We willen
ook ons ZIJN regelen (wie ik in wezen ben) en de ZIN van ons leven (het weten
waarvoor ik leef). Maar daar gaat het mis. Hoe kan dit? Hieronder een antwoord op deze vraag.
De filosoof Martin Heidegger (1889-1976) zegt “als het bestaan een zin heeft, dan is die er slechts in de mate waarin deze mij toevalt, ik kan die zin niet zelf maken. Vertrouwdheid en overgave aan het bestaan zijn daarvoor noodzakelijk.
De
wereld waarin ons bestaan zinvol kan zijn, wordt niet van begin af aan door
onszelf ingericht. ‘Zin’ geef je niet aan je leven. Zin is er of is er niet. Je
kunt hem niet ‘produceren’ zoals we dat doen met een gebruiksvoorwerp. Zin is
meestal onopgemerkt aanwezig binnen ons bestaan”. 40, 2017, pg 275
De
theoloog Klaas Hendrikse schrijft ‘Je leven is geen eigen fabricaat, je hebt
jezelf niet gemaakt, en datgene waar je gelukkig van wordt ook niet.
De tijdgeest stelt de mens voor als een onafhankelijk, autonoom individu dat
zelf verantwoordelijk is voor het uitstippelen van de route naar een geslaagd
leven. Of het nu gaat om succesvol zijn, er jonger uitzien dan je bent,
veiligheid, welstand, geluk of bewondering, er leeft of heerst in onze
samenleving een collectieve veronderstelling dat we ons leven in eigen hand hebben. Het ideaal is de
vrije mens die heer en meester is over zijn eigen leven’.
‘Dit
is onzin’ schrijft Hendrikse: ‘je kunt wel zelf bepalen dat je morgen op reis
gaat, maar niet dat je levend terugkomt. Iedereen is afhankelijk van
omstandigheden die niet beheersbaar zijn. Je leven is maar ten dele maakbaar, het is vooral kwetsbaar:
het komt zoals het komt, met gebreken, mislukkingen en teleurstellingen.
Tragiek ligt altijd op de loer en er bestaat geen God die je behoedt voor
tegenslag en verdriet.’ 02, 2007, pg
100
De psychiater Erik Erikson beschrijft acht ontwikkelingsfasen, bijlage 4.1. In elke levensfase kan het goed of fout gaan. Hieronder datgene wat kenmerkend is voor de fase van de late volwassenheid:
Positief: we vragen ons af wat de zin van het eigen leven is (geweest). We doen een poging onder woorden te brengen wat het leven waarden-vol maakt. Het geheel leidt tot een mensbeschouwing, in gesprekken en soms ook op beschouwelijk niveau. In deze laatste levensfase kijken we terug op ons leven, op de betekenis ervan en zijn daar in meer of mindere mate tevreden over. Daardoor kunnen we een naderend levenseinde accepteren.
Hier tegenover: we kijken terug met spijt,
blijven treuren om mislukkingen en gemiste kansen. We zullen de dood niet
accepteren. De laatste levensfase zal gespannen zijn en angstig. 34, pg 238-259
In zijn boek ‘Borderline times’ schrijft de psychiater Dirk De Wachter dat veel mensen vastlopen door psychologische problemen die veroorzaakt worden door de veel eisende samenleving. Het leidt tot spanningen die iemand zelf niet meer aan kan.
Oorzaken kunnen zijn:
- het weggevallen van het eigen religieuze instituut
- het verdwijnen van transcendente momenten
die in groepen wordt beleefd
- het niet meer hebben van een pastoraal gesprek als daar behoefte aan is
De Wachter: ‘als dit alles niet meer bestaat, wie kan ze dan nog helpen?
Antwoord: het zijn psychiaters en psychologen die in de bres springen.
In de psychiatrie is borderline met
voorsprong de meest gestelde diagnose. Bovendien is de lijn tussen patiënten en
niet-patiënten flinterdun’. 31
Dirk De Wachter vraagt zich af of wij collectief op weg zijn naar ziekte en ongenoegen en of we op weg zijn naar verbrokkeling, impulsiviteit en zinloosheid. ‘Mensen gaan zich verzetten tegen deze symptomen. Ze willen opnieuw de waarde inzien van hechting, engagement, solidariteit en gemeenschapszin.
Al te veel zélfverwerkeling leidt tot
individualisme en daarmee eenzaamheid. De kern van mens-zijn is relatie met de
medemens’. 31
Onze samenleving, zegt Dirk De Wachter, is er een geworden van de hoogste pieken, van het steeds beter, verder en hoger. Wat erger is: we staan er bijna niet meer bij stil dat die pieken de laagtes niet opvullen. We zien geen onderscheid tussen wat ons heel even gelukkig maakt en wat het leven echt zin geeft.
De kunst van het ongelukkig zijn
In 2022 wordt bij Dirk de
Wachter zelf kanker geconstateerd. Hij zegt daarover: ‘Ik had het al van mijn
leermeesters meegekregen. Maar nu ik de afgelopen jaren zelf met een ernstige
ziekte ben geconfronteerd en de dood in mijn nek voelde blazen, kan ik het ook
uit eigen ervaring vertellen. Er zijn voor een ander, dat is cruciaal in mijn
vakgebied. Die menselijke nabijheid, die aanraking, heeft mij zelfs letterlijk
in leven gehouden’.
Lees het gehele gesprek, geschreven door Roek
Lips in dagblad ‘Trouw’, 19 nov. 2022
In een spirituele wereld worden mensen aangedaan
of aangeraakt door het oneindige, het irrationele.
Het is alleen de mens die de mogelijkheid heeft dit te beleven, dit vanwege zijn
geest die verbonden is met het transcendente, het goddelijke.
Dit verschijnsel kan zich op allerlei momenten
voordoen, in het bijzonder in de omgeving van kunst, religie en filosofie. Daarbij volg ik de indeling van de filosoof Georg Hegel. 12 pg 16 ev
Hieronder een indruk van mijn eigen innerlijke wereld.
Het is Harry Kuitert die mij inspireerde om allerlei ervaringen binnen mijn eigen innerlijke wereld een plaats te geven waar ze thuishoren, namelijk in het verhaal van de religieuze wereld. Het gaat daarbij om begrippen als God, paradijs, engelen, hemel, e.d. 06, 2005, pg 190,192
a. Klassieke
muziek
Wat
gebeurt er als ik naar klassieke muziek luister? Ik word opgetild in een wereld
van muzikale schoonheid. Het is een genieten en een afdwalen naar een innerlijke
wereld. Niet precies in woorden uit te drukken, het overkomt me. Met een
variatie op Kuiterts woorden: het Goddelijke is van
muzikale taal, de hemel is van muzikale taal, het paradijs waar de engelen je
naar toe mogen dragen, is ook van muzikale taal.
Het is alles van taal en moet van taal blijven, wil het zijn betekenis houden.
b. Beeldende
kunst
Waarom bezoek ik - samen met mijn vrouw - tijdens vakanties zo graag musea, kathedralen, kerken en kloosters?
Ik
ervaar daar op willekeurige momenten een schoonheid die mijn eigen innerlijke
wereld beroert. Ook hier de variatie op Kuiterts woorden: het Goddelijke is van beeldende taal, de hemel is van beeldende taal,
enz.
Door middel van beeldende taal wordt een eigen verhaal verteld. Als voorbeeld noem ik de kathedraal San Fermo die in Verona, Italië, is te bezichtigen.
Religie
Via zijn meditatief bewustzijn, als transcendente kenwijze, heeft een mens toegang tot de religieuze wereld. Het is een wereld van het absoluut goede, ware en zuivere.
Een religieuze omgeving kan ontroering teweeg brengen, een mens kan zich aangeraakt voelen door het heilige, het goddelijke.
Kenmerkend
voor de religieuze kenwijze is dat deze
alleen subjectief kan worden belééfd, zelfoverstijgend, spiritueel.
De viering van een Taizé-vesper, in 2022
is voor mij zo’n beleving.
Filosofie
De filosofie geeft mij inzicht in een fundamenteel andere manier van denken. Filosofen
zijn niet gebonden aan richtlijnen die gelden voor wetenschappelijk onderzoek en
ook niet voor transcendente of
theologische waarheden.
De filosoof overkoepelt beide
kenwijzen, hij construeert zijn studie vanuit een filosofische
metapositie, vanuit een vogelperspectief.
Het waren de colleges filosofie van de hoogleraar J.G. Bomhoff die bij mij een doorbraak teweeg brachten. Dit gebeurde eind jaren 1960.
Ik ontdekte dat filosofie je leven buitengewoon kon verrijken en je ongekende perspectieven kon bieden.
Het
gaat daarbij niet alleen om de filosofische geschiedenis van de westerse mens,
maar zeker ook om de wijze van denken.
De fenomenologie
gaf mij hiervoor een uitstekende basis! Zie
bijlage: Fenomenologie als filosofische stroming
Niet een theologische maar een filosofische antropologie vormt de basis voor mijn ‘mensbeschouwing’. Dit houdt in dat ik (waar mogelijk) fenomenologisch nadenk over datgene wat ménsen ervaren en beleven, zowel bewust als onbewust, zowel rationeel als irrationeel, zowel objectief als subjectief.
Mijn mensbeschouwing is niet in één volzin te formuleren. Vandaar de verschillende componenten.
Filosofie
- Met de buitenkant van het bewustzijn maakt een mens kennis met een zintuiglijk waarneembare wereld. Aan de binnenkant bevindt zich zijn innerlijke wereld: het schone, het heilige en het goddelijke.
- Als het bestaan zin heeft dan is die er slechts in de mate waarin deze mij
toevalt, ik kan die zin niet zelf produceren.
- Mensen willen weten wat de zin van hun leven is. Een gebrek aan zingeving leidt tot een besef van doelloosheid en verveling. Zonder perspectief lijkt niets meer van belang.
- Mensen zijn interpreterende wezens. Ze kunnen niet iets waarnemen zonder daar ook direct betekenis aan te geven.
Psycho-analyse
- Het persoonlijke onbewuste is een opslagplaats van materiaal dat niet meer bewust is maar dat gemakkelijk tot het bewuste kan opstijgen. Dit materiaal bestaat uit herinneringen en gedachten die uit het bewuste zijn gestoten omdat zij onbelangrijk of bedreigend zijn.
- Het collectief onbewuste is de machtigste kracht in de persoonlijkheid. In dit onbewuste bevinden zich oerbeelden (archetypes). Deze zijn afkomstig van menselijke ervaringen uit een zeer ver verleden.
Theologie
- De diepe Bijbelse waarheid heeft als doel richting te geven aan het leven van mensen. Bijbelverhalen geven veelal mythologische en symbolische voorstellingen. Ze zijn de verpakking van een boodschap die ons een nieuwe kijk wil geven op onszelf en op ons bestaan.
-
Mijn visie is post-theïstisch. Daarin verschuift het beeld van een persoonlijke God naar het ‘goddelijke’ als een immanent principe, als geestelijke
kracht. Immanentie bevindt zich bínnen het menselijk bewustzijn, op zowel
bewust als onbewust niveau.
- De vele diepliggende Bijbelse boodschappen zijn tijdloos. Het zijn geen verhalen over datgene wat eeuwen geleden heeft plaats gevonden. Ze gebeuren steeds, ook in déze tijd.
- Interpretatie van de Bijbel is tijdgebonden. Afhankelijk van veranderde
inzichten zullen geloofsvoorstellingen moeten worden aangepast.
- In
plaats van ‘de zondige mens’ kies ik voor een gewetensvolle mens die onderweg
is naar het goede.
- Tussen geboorte en dood vindt een menselijk leven plaats. Leeft een gedeelte van hem, zijn geest, verder na zijn dood? Nee, elk mens is een tijdelijk verschijnsel zowel lichamelijk als geestelijk. Op het moment dat een mens zijn laatste adem uitblaast is ook zijn levensgeest geweken.
Onderstaande
kernpunten geef ik bijzondere aandacht:
1. Een filosofische zoektocht naar je eigen zelf, degene die je bént.
2. Menselijke geloofsvoorstellingen, gegrond in een diepe
religieuze waarheid
1. Kom tot je
ZÉLF
De
filosoof Nietzsche schrijft: neem de verantwoordelijkheid voor je eigen bestaan.
Kom tot je ZÉLF. Maak het jezelf niet
gemakkelijk door mee te liften met diegene die wél een eigen gefundeerde levensbeschouwelijke
opvatting heeft. Die ander ben jij niet en jij bent die ander niet.
Nietzsche vervolgt “Het blijkt dat het er bij ‘worden wie je bent’ niet om gaat
om een ‘ZELF’ te vinden waar je altijd al naar op zoek bent geweest.
Jouw ZELF is voortdurend actief, het is een doorgaand proces dat goed
wordt weergegeven door het werkwoord worden”. 43, pg 299 ev
2. Menselijke geloofsvoorstellingen en de diepe religieuze waarheid
Een stroming binnen het Christelijk geloof die mij het meest aanspreekt is bekend onder de naam ‘Liberaal Christendom’.
Filosofische, psychologische en nieuwe historische inzichten worden er serieus genomen en beïnvloeden het theologisch denken.
Enkele kenmerken van deze stroming zijn:
-
In plaats van geloof wordt gesproken over geloofsvoorstellingen
wat inhoudt dat het ménsen zijn die op basis van persoonlijke ervaringen,
belevingen en denken zich verbonden weten met een goddelijke dimensie die hun
leven geestelijk verrijkt. 12
- Bijbelse verhalen worden kritisch geïnterpreteerd, ervan uitgaande dat gebeurtenissen veelal niet echt gebeurd zijn maar wel een diepe religieuze waarheid bevatten. Veel bijbelteksten zijn geschreven als mythe, symbool of metafoor. Lees verder bijlage 2.1a,2.1b,2.1c
De door mij gekozen inhoud van dit weblog geeft mij een goed gevoel. Mijn gedachtegoed is beter geordend en verder verdiept. Het omvat beschouwingen die gefundeerd zijn op het werk van (voor mij interessante) filosofen, theologen en psychologen.
Opsteller van dit weblog
Bernard Sietses (geb. 1945)
studie: MO-pedagogiek, Pedagogisch Seminarium, Utrecht,
doctoraal pedagogische wetenschappen, Universiteit Leiden
loopbaan docent Prot. Chr. Pedagogische Academie Basisonderwijs, Den Haag
www.sietsesvandam.nl/mensbeschouwing
De humanistisch psycholoog Abraham Maslow (1908- 1970) ontwikkelde een goed bruikbare theorie over het leven van een mens: behalve voldoende aandacht voor basis- en psychologische behoeften richt een mens zich op verdergaande verwerkelijking van zijn eigen ZELF.
Schematisch:
A. basisbehoeften. Ze zijn voorwaarden om te (blijven) leven.
1. Fysieke behoeften. Voldoende water,
voedsel, lucht, slaap en seksualiteit.
2. Behoefte aan veiligheid. Hierin gaat het om bescherming, sociale
en politieke stabiliteit.
B. psychologische behoeften. Deze dragen
bij tot een psychisch welzijn. Elk mens zal daar op zijn eigen wijze invulling
aan geven.
3. Sociale inbedding. Het hebben van een goede relatie met een
andere persoon of met mensen in het algemeen.
4. Waardering. Te onderscheiden in a. Waardering
door anderen. en b. Zelfwaardering. Het vertrouwen in
ons zelf. Ons zelf waardig en toereikend voelen.
C. De being values (het terrein van ‘een waardevol
bestaan’).
Het gaat hier om gemotiveerde mensen die niet alleen hun eigen talenten willen
optimaliseren, maar ook zichzelf willen overstijgen.
5. Zelfverwerkelijking. De verwerkelijking
van eigen talenten.
6. Pas later komt in het werk van Maslow de zesde fase expliciet aan de orde:
zelfoverstijging, zelftranscendentie. Op dit niveau passeert een
mens de grenzen van het hier en nu. 23, pg 73. Hij bevindt zich in
zijn ‘meditatief bewustzijn’.
Hoe een de religieuze mythe te omschrijven?
De theoloog Harry Kuitert geeft een helder antwoord:
‘Alleen in het verhaal, in de religieuze mythe, kan het echt gebeuren. Als we in het verhaal blijven, dan klopt de wereld niet, het gebeurt niet echt wat we daar lezen. We horen God niet spreken, als we in nood gezeten zijn, in tijden van grote of kleine rampen helpt Hij ons niet. 'Waar blijft God?' roepen de mensen, maar ze krijgen geen antwoord.’ 06 2005, pg 92
Een voorbeeld van zo’n mythe:
De Osirismythe
Osiris is een godheid uit de Egyptische mythologie. Hij is de zoon van Geb, de god van de aarde, en diens zuster Noet, godin van de hemel. Zijn vrouw, tevens zijn zuster, is Isis.
Set, de broer van Osiris, werd jaloers op Osiris en doodde hem. Hij sneed hem in stukken en brokken die hij vervolgens in een boot de Nijl liet afzakken.
Zijn vrouw Isis is vol van verdriet over zijn dood. Zij vindt echter de resten van hem terug en zet de brokken weer in elkaar. Met als gevolg dat Osiris weer leeft.
Hij is de dood, achteraf, de baas geweest. Daaraan
ontleent de Egyptenaar de idee dat de dood te overleven valt. Osiris werd de god van de doden, tevens de god van het eeuwige leven in
het hiernamaals.
Toelichting
‘Tal van waarheden die men christelijk is gaan noemen, bestonden al duizenden
jaren eerder in het Nijldal, zoals goddelijk zoonschap, maagdelijke geboorte, verrijzenis
uit de dood, verblijf in de onderwereld, onsterfelijke ziel’. 01
‘De godsdienstfenomenologen hebben ons geleerd op wat voor wijze de eerste Christenen in hun levensbeschouwing aansloten bij de mythen en symbolen van de Oude Egyptenaren, als mede hoe een dergelijk symboliseringsproces in zijn werk ging. Het is niet zo, stellen zij, dat Christenen die beelden bewust ontleenden aan andere culturen; ze werden onbewust door die beelden zelf gedreven’. 01
Carl Jung heeft ons het verband laten zien tussen symbolen
en archetypen.
De theoloog Van der Kaaij zegt hierover: ‘Christenen brengen hun boodschap
onder woorden op basis van archetypen. Het evangelie is een afspiegeling van
wat in onze psyche verankerd ligt. Het lag - en ligt - in de diepste laag van
ons bewustzijn opgeslagen’. 14, pg 272
En verder: ‘Er zijn in wezen geen principiële grenzen
tussen de godsdiensten, ze zijn uit hetzelfde hout gesneden, uit dezelfde bron
opgeweld.’ Moslims, christenen, joden e.a. staan in hun diepere laag, het
collectief onbewuste, in dezelfde traditie. 14, pg127
Metaforen zijn gebaseerd op beeldspraak.
Veel van de Bijbelse verhalen moeten als zodanig worden opgevat. Een woord, een verhaal, wordt daarbij
in een niet-letterlijke betekenis gebruikt. Neem bijvoorbeeld de opstanding van
Jezus.
- Edward
van der Kaaij schrijft hierover: ‘Of Jezus letterlijk is opgestaan uit de dood
doet er helemaal niet toe. Het gaat er om dat je als gelovige zelf opstaat uit
je (geestelijke) dood.
En of
Jezus letterlijk blinden ziende heeft gemaakt is niet van belang, de genezing
wil ons ertoe brengen dat wij zelf onze blindheid zien. Of Jezus doven de oren
heeft geopend maakt niet uit, het gaat erom dat Jezus ons gehoorzaam maakt’.
Geen enkel ‘feit’ uit het leven van Jezus doet er toe,
het kan net zo goed niet echt gebeurd zijn. Van de historische Jezus los, zou
ik de verhalen zo uitleggen dat de wonderen ons ertoe willen brengen dat wij in
Christus gaan horen en zien en in Christus uit onze dood opstaan. Dus dat hij
de Levende in ons bestaan wordt.
De
opstanding, maar ook het leven van Jezus Christus, moet worden uitgelegd als
metafoor van ons eigen ideale bestaan’. 14, pg 147
- De godsdienstsocioloog Meerten ter Borg geeft als toelichting:
Vanaf de Verlichting kon de Bijbel niet meer gelden als Gods woord. Zij werd een verzameling geschriften uit verschillende meer of minder barbaarse perioden. Men moest de sociale positie en de belangen van de schrijvers (meestal priesters) in de beschouwingen betrekken. De Bijbel is hooguit door God geïnspireerd. De verhalen moeten goeddeels als metaforen (beeldspraak) worden opgevat. 19
Bij hoofdstuk 3
Hieronder verschillende omschrijvingen van het begrip ‘God’.
De theoloog Klaas
Hendrikse:
- Bijbelverhalen brengen de ervaringen van
een aantal mensen in beeld, een beeld waar wij ons vandaag nog
steeds in kunnen herkennen.
- Je kunt beter zeggen dat ‘God gebeurt’ dan dat ‘God bestaat’. Ook de term
'aanwezigheid' zet je op het verkeerde been. Alsof er om je heen of in jezelf
iets zit waarvan jij je bewust moet of kunt worden. Het woord 'God' is ook niet
afgeleid van een zelfstandig naamwoord, maar van een werkwoord: 'Ga maar, dan
ga ik met je mee.' Anders gezegd: God bestaat niet, maar kan ont-staan.
- Jouw God is niet de mijne. Er zijn zo veel goden als er mensen zijn. Het idee
of het beeld van God van de ene mens is voor de andere betekenisloos. 02
De theoloog Ton
Veerkamp:
‘God als naam voor een functie, niet voor een persoon. Zoals ‘koning’ dat ook
is’.
‘God’ als een maatschappelijke basisorde. Dat is ‘een orde van recht en waarheid, vrijheid en gelijkheid’. 07
De
filosoof Ger Groot:
‘Het gaat om het vinden van de eigen weg, die aanvankelijk leidt naar God,
vervolgens naar het goede, naar een goed leven en ten slotte naar
zelfrealisatie, zoals het aan het eind van de twintigste eeuw zal gaan heten,
inmiddels los van iedere religieuze context. Ieder mens heeft de opdracht zijn
volstrekt particuliere eigenheid te verwerkelijken: daarin ligt zijn unieke
waarde’. 40
De psycholoog Erik Erikson (1902-1994) richtte zich op de psycho-analyse. Hij zag de psychische ontwikkeling als een levenslang proces. Elke ontwikkelingsfase kan positief maar ook negatief verlopen. Hieronder een beknopt overzicht
- Babytijd
(0-1,5 jaar)
1.
Vertrouwen ↔ fundamenteel wantrouwen.
Positief: in de baby-fase ontstaat de hechting met de
moeder. In deze fase ontstaat het Basisvertrouwen ('basic trust'). Een
vertrouwen dat gedurende het hele leven een basis vormt voor de relatie met de
medemens.
Hier tegenover: psychische beschadiging in deze ontwikkelingsfase leidt tot een
fundamenteel wantrouwen gedurende alle latere levensfasen.
- Peuter leeftijd (1,5-3 jaar)
2. Zelfstandigheid ↔ schaamte en twijfel.
Positief: de omgeving geeft de peuter aanmoediging om te
komen tot onafhankelijkheid en exploratief gedrag.
Hier tegenover: ouders kunnen ook teveel of te weinig beschermend zijn. In
beide gevallen wordt de exploratiedrang van het kind geremd en loopt zijn
ontwikkeling schade op.
- Kleuter leeftijd (3-6 jaar)
3. Initiatief ↔ schuldgevoel.
Positief: een kleuter leert zelf activiteiten te ondernemen en kleine
taken te verrichten zoals het aan- en uitkleden. Het kind heeft plezier met wat
hij doet en tot stand brengt.
Hier tegenover: de kleuter kan ook onvoldoende ruimte krijgen om zijn
ondernemingszin uit te leven. Het kan gebeuren dat hem te weinig veiligheid en
structuur wordt aangeboden. In deze gevallen zal het kind zich schuldig gaan
voelen in plaats van te genieten van wat het bereikt.
- Kindertijd (6-12 jaar)
4. Vlijt ↔ minderwaardigheid.
Positief: in deze fase leren we allerlei vaardigheden die we nodig hebben om succesvol te kunnen zijn in de maatschappij; niet alleen basale zaken als lezen en schrijven, maar ook het ontwikkelen van verantwoordelijkheid en sociale vaardigheden .
Hier tegenover: er kan een gevoel ontstaan van minderwaardigheid.
- Adolescentie
(12-18 jaar)
5. Identiteit ↔ identiteitsverwarring.
Positief: bij de overgang van kind naar volwassene gaat de adolescent door een identiteitscrisis, stelt vragen als ‘wie ben ik’ en ‘wat wil ik’? Dit kan resulteren in een goede identiteitsontwikkeling.
Hier tegenover: als hij geen duidelijk antwoord kan
vinden dan zal hij steeds op zoek blijven naar de rol die hij heeft (zal
hebben) in het leven. Het kan voor verwarring zorgen. Het gevaar is dat een
adolescent een negatief zelfbeeld ontwikkelt.
- Vroege
volwassenheid (18-35 jaar)
6. Intimiteit ↔ isolement.
Positief: in deze fase gaan we ons betrokken voelen bij ons werk en ontwikkelen we duurzame, intieme relaties.
Hier tegenover: als we daar niet in slagen kunnen we kampen met gevoelens van eenzaamheid. Afzondering of het regelmatig wisselen van partner kunnen het gevolg zijn.
- Middelbare leeftijd (35- 60 à 65)
7. Productiviteit ↔ stagnatie.
Positief: dit is onze meest productieve periode. We
brengen kinderen groot, maken carrière en helpen anderen. Het is de fase waarin
we onze levensdoelen waarmaken.
Hier tegenover: als we daar niet in slagen dan kan het zijn dat we in onszelf
gekeerd raken en stagneren in onze ontwikkeling. Bovendien kunnen er emotionele
problemen ontstaan.
- Late volwassenheid (vanaf 60 à 65 jaar)
8. Tevredenheid ↔ wanhoop.
Positief: we vragen ons af wat de zin van het eigen leven is (geweest). We doen een poging onder woorden te brengen wat het leven waarden-vol maakt. Het geheel leidt tot een mensbeschouwing, in gesprekken en soms ook op beschouwelijk niveau. In deze laatste levensfase kijken we terug op ons leven, op de betekenis ervan en zijn daar in meer of mindere mate tevreden over. Daardoor kunnen we een naderend levenseinde accepteren.
Hier tegenover: we kijken terug met spijt, blijven treuren om mislukkingen en gemiste kansen. We zullen de dood niet accepteren. De laatste levensfase zal gespannen zijn en angstig.
Literatuur: 34 pg 238-259.
De psycholoog Lawrence Kohlberg (1927-1987) ontwikkelde een model voor de morele ontwikkeling van kinderen en volwassenen. Gedurende deze ontwikkeling doorloopt een mens verschillende stadia in een vaste volgorde. De eerste stadia die worden doorlopen betreffen de meest basale normen. De stadia worden steeds complexer en meeromvattend. Kohlberg verspreidde zijn theorie over 3 niveaus met telkens 2 fases.
1e niveau: preconventioneel niveau
fase 1: straf vermijden
Men doet alles om straf te vermijden. Zo denkt een kind niet na over de inhoud maar enkel aan het doel. Het kind is alleen maar gericht op het vermijden van straf.
fase 2: wederzijds voordeel zoeken
Je denkt in deze fase niet vanuit morele waarden, je doet iets voor een ander omdat hij dan iets moet terug doen. Eigenbelang staat in deze fase centraal.
2e niveau: conventioneel niveau
fase 3: Goed is wat de ander goed vindt
Je kijkt eerst naar anderen voor je een besluit neemt en past je hier op aan. Je geeft je eigen identiteit daarbij op.
fase 4: Het naleven van wetten en regels
In deze fase richt je je op de geldende wetten en regels en leeft die nauwkeurig na. Het doel in deze fase is het optimaal functioneren in de samenleving. Je leeft de wetten na op de letter en houdt geen rekening met de geest ervan. Je gaat de wetten verstrengen en verinnerlijken. Indien je de wet uitvoert naar de letter heb je de mogelijkheid je te verschuilen achter de ander. Hierbij schuif je de schuld in de schoenen van iemand anders.
3e niveau: postconventioneel niveau
fase 5: eigen waardepatroon ontwikkelen
Je stelt jezelf de vraag of je de wet in alle omstandigheden naar de letter moet naleven. Je gebruikt je oordelend vermogen. Je houdt rekening met de complexiteit van de situatie.
fase 6: iets is goed omdat het niet tegen de eigen principes ingaat.
Bij het beoordelen van een moreel dilemma weegt je
persoonlijk geweten het zwaarst. Wanneer je voor de keuze staat tussen twee
niet te combineren oplossingen volg je de stem van je geweten en kiest een
oplossing die jou het meest redelijk lijkt.
Alles wat je doet staat in functie van de universele waarden. Je voelt je
innerlijk gedwongen deze waarden te realiseren.
De neuropsycholoog Dirk J. Bakker schrijft in
Contactblad, Nieuwkoop, 2014:
“Alle levende wezens hebben genen, een mens zo’n 22 duizend. Genen
hebben we geërfd van onze ouders en voorouders. Genen hebben het (ingewikkelde)
gereedschap om te bepalen wie we kunnen worden. We hebben er geen grip op.
Maar bedenk, genen doen pas wat als ze ‘open’ staan, anders gezegd,
als ze tot expressie komen.
De vraag is hoe het komt dat een gen open gaat, gesloten blijft of weer
gesloten wordt. Eén ding is duidelijk, het al of niet open gaan van een gen
geschiedt op aangeven van wat er in de omgeving van een gen plaats
vindt. Neem dat woord omgeving in dit verband maar ruim: de cel waarin het gen
vertoeft (het lijf waarin het huist) maar ook de materiële en immateriële
omgeving van elk individu.
De ervaringen die we opdoen in onze omgeving, zij zijn in staat een gen in zijn
hok te houden of juist ruim baan te geven. Het
verschijnsel waar we het hier over hebben heet epigenetische
genregulatie, dat is de regeling van het open gaan, op een kier zetten of
het gesloten worden van genen, zulks op aangeven van gebeurtenissen in de
omgeving: de levenservaring als poortwachter van het gen”.
De invloed van opvoeding
“Het verhaal van de epigenese en van de epigenetische
overerving betekent tegelijkertijd en vooral het verhaal van de
opvoedende en opgevoede mens. De omgang met elkaar en met al wat leeft, het
is niet meer een wollig verhaal, maar geeft aan hoe belangrijk goede opvoeding
is voor een kind”. zie ook 22
Theologie:
01 Tjeu van den Berk, 2011, Het oude Egypte: bakermat van het
jonge Christendom
02 Klaas Hendrikse, 2007, Geloven in een God die niet bestaat
02 Klaas Hendrikse, 2011, God bestaat niet en Jezus is zijn zoon
03 Carel ter Linden, 2014, Wat doe ik hier in godsnaam? Een zoektocht
04 Nico ter Linden, 1996-2003, Het verhaal gaat… Zes delen
05 Harry Doornbos, 2003, Achter een Joodse man aan
06 Harry Kuitert, 1974, Zonder geloof vaart niemand wel
06 Harry Kuitert, 1998, Jezus nalatenschap van het
Christendom. Schets voor een christologie
06 Harry Kuitert, 2002, Voor een tijd een plaats voor God
06 Harry Kuitert, 2005, Hetzelfde anders zien
06 Harry Kuitert, 2014, Kerk als constructiefout
07 Ton Veerkamp, 2015, De wereld anders. Politieke geschiedenis van het grote verhaal
08 Rochus Zuurmond, 2018, God en de moraal. Een andere kijk op bijbelse ethiek
09 Edward van der Kaaij, 2015, De ongemakkelijke waarheid
van het christendom. De echte Jezus onthuld.
10 Casper Labuschagne, 2000, Zin en onzin rond de bijbel, Bijbelgeloof
bijbelwetenschap en bijbelgebruik. Beschouwing over de bedoeling van de
schrijvers van oudtestamentische teksten
11 Fokko Omta, 2019, Tijd voor een post-theïstisch zondebegrip
12 Rick Benjamins, Jan Offringa, Wouter Slob, 2016, Liberaal Christendom, ervaren doen denken
12 Rick Benjamins, 2022, Boven is onder ons. Bert Altena, blog
Godsdienstsociologie
19 Meerten ter Borg, 2010, Vrijzinnigen hebben de
toekomst
Psychologie:
20 Dick Swaab, 2010, We zijn ons brein
20 Dick Swaab, 2016, Ons creatieve brein
21 Daniel Kahneman, 2019, Ons feilbare denken
22 Dirk J. Bakker, 2012, Wind in het grijze woud; het brein als ontvanger en gever van leven
23 Abraham Maslow, 1974, Motivatie en persoonlijkheid
23 Duane Schultz, Groeipsychologie, 1979. Hierin: Het mensbeeld van Abraham Maslow
Psychiatrie, psychotherapie:
30 Carl G. Jung, 1977, Archetypen
30 Carl G. Jung, 1982 Oerbeelden.
30 Duane Schultz, 1979, Groeipsychologie. Hierin: Het mensbeeld van Carl Jung
31 Dirk De Wachter, 2012, Borderline times. Het einde van de normaliteit
32 Edith Eger, 2018, De keuze. Leven in vrijheid.
33 Frankl Viktor, 1978, De zin van het bestaan, een inleiding tot de
logotherapie
34 Erik H. Erikson, 1971, Het kind en de samenleving
35 Alexander Lowen, 1975, Bio-energetica
35 Alexander Lowen, 1975, Depressies in het lichaam
35 Alexander Lowen, 1981, Leven zonder angst
Filosofie:
40 Ger Groot, 2017, De geest uit de fles. Hoe de moderne mens was en wie hij is
40 Parallel hieraan te beluisteren ca 88 hoorcolleges op acht CD‘s. (8 X 60 minuten)
41 Bertrand Russell, 1990, Geschiedenis der westerse
filosofie
42 André Klukhuhn, 2020, De
vreemde lus. Over bewustzijn en het verbond tussen wetenschap, kunst,
filosofie en mystiek.
André Klukhuhn De essayist als koorddanser, De Revisor. Jaargang 35 - dbnl
43 John Kaag, 2019, Met Nietzsche de bergen in
44 Frank Martela, 2020, Een prachtig leven. Hoe vind je zin in je bestaan?
45 Joachim Duyndam, 2003, Levinas, De grote filosofen serie Trouw.
46 Jan Keij, 2018, De filosofie van Immanuel Levinas
Geschiedenis:
50 Stephen Fry, 2017, Mythos De Griekse mythen herverteld
51 Yuval Harari, 2015, Sapiens, een kleine geschiedenis van de mensheid
51 Yuval Harari, 2015, Homo Deus: een kleine geschiedenis van de toekomst
52 Agnes Amelink, 2001, De Gereformeerden
53 Wim Wijnands, 2012, Niet fietsen op zondag. Kleine kroniek van een gereformeerde jeugd.
54 Rutger Bregman, 2019, De meeste mensen deugen. Een
nieuwe geschiedenis van de mensheid
55 Nicolaas F. Noordam, 1976, Inleiding in de historische
pedagogiek
56 Martinus Langeveld, 1970, Beknopte theoretische pedagogiek
Gnostiek
60 Bram Moerland, 2017, Gnosis en gnostiek
61 Jacob Slavenburg, 1994 Nag Hammadi geschriften I
61 Jacob Slavenburg, 1995 Nag Hammadi geschriften II
61 Jacob Slavenburg, 2006, De vrouw die Jezus liefhad, Maria Magdalena