Bron: Freerk
Boekelo, Geschiedenis en genealogie van de familie Boekelo Zijn website, zie: http://www.boekelo.eu Kerkelijke perikelen Van zeer nabij hebben veel 19e eeuwse familieleden
een felle kerkstrijd meegemaakt. Die strijd heeft zich vooral op het
platteland afgespeeld en heeft de familie dan ook niet onberoerd gelaten.
Aanvankelijk waren alle familieleden doopleden of belijdende leden van de
Hervormde Kerk, maar na deze kerkelijke twist zijn nogal wat verwanten
overgegaan naar een nieuwe kerkelijke gemeenschap, de Christelijk Afgescheidenen . 1 - De Afscheiding van 1834 Wat was er gebeurd ?
Omstreeks 1834 waren grote delen van kerkelijk Nederland in rep en roer. Een
predikant van de Hervormde Kerk zag zijn strijd tegen de heersende
opvattingen in de kerk en bij de overheid uitmonden in een nieuwe
geloofsgemeenschap. Deze kerkstrijd speelde zich vooral af in en om het dorp
Ulrum, in het noorden van de provincie Groningen. Over die strijd en zijn
gevolgen is veel geschreven. Omdat de toenmalige familieleden van zeer nabij
deze strijd hebben meegemaakt zal ook hier in het kort worden ingegaan op
deze gebeurtenissen. Oorzaak van de 19e eeuwse kerkelijke
malaise was de in de loop der jaren steeds sterker geworden vrijzinnigheid in
de geloofsleer binnen de Hervormde Kerk. De rechtzinnigen binnen de kerk
streden echter voor het behoud van het geloof der vaderen. Zij moesten niets
hebben van allerhande nieuwe ideeën en inzichten in de kerk, zowel op
theologisch als op kerkbestuurlijk gebied. Volgens sommige historici was er niet enkel
sprake van een kerkelijk, maar ook van een onderliggend
sociaal-maatschappelijk conflict. Toegespitst op de situatie in
Noord-Groningen kunnen we stellen dat deze kerkstrijd tegelijkertijd een
confrontatie is geweest tussen de hereboeren enerzijds en hun arbeiders
anderzijds. De vrijzinnige hereboeren hadden niet alleen veel macht in hun
eigen leefwereld, ook in de kerk maakten zij de dienst uit. De protesten van
het rechtzinnige kerkvolk - voor het merendeel arbeiders – tegen de
toenemende vrijzinnigheid kunnen dus ook uitgelegd worden als indirecte
protesten tegen hun machtige werkgevers, de hereboeren. In deze kerkstrijd speelde ds. Hendrik de
Cock uit Ulrum een sleutelrol. Tijdens zijn tijd in Ulrum werd de Cock steeds
rechtzinniger in zijn theologische opvattingen. Van heinde en verre kwamen de
mensen naar zijn zondagsdiensten. De Cock brak met het heersende doopbeleid.
In zijn dagen was het namelijk in veel kerken - ook in Ulrum - gebruik om buitenechtelijk
verwekte kinderen op de tweede zondag van de maand te dopen. De andere
kinderen werden op de eerste zondag van de maand gedoopt. Op die manier
probeerde de kerk de steeds vaker voorkomende buitenechtelijke sexuele
relaties - vooral onder arbeiders - te bestrijden. Ook ging de Cock op
verzoek van ouders er toe over kinderen uit andere gemeenten te dopen, wat tegen de regels was - maar niet verboden. Verder weigerde de Cock zijn gemeenteleden
gezangen te laten zingen, die de kerkgang aantrekkelijker moesten maken. De
Cock sprak van een geheel van 192 sirenische minneliederen, geschikt om de
hervormden al zingende van de zaligmakende leer af te trekken en een valse
leugenleer uit te voeren. In 1833 richtte hij zich in ongekend felle
bewoordingen tegen twee niet rechtzinnige predikanten in zijn publicatie Verdediging
van de ware Gereformeerde leer en van de ware Gereformeerden, bestreden en
ten toon gesteld door twee zoogenaamde Gereformeerde leeraars, of de
schaapskooi van Christus aangetast door twee wolven en verdedigd door H. de
Cock, Gereformeerd leeraar te Ulrum. De Cock kreeg door zijn opvattingen veel
aanhang onder het gewone kerkvolk en al spoedig kwamen uit de drie
noordelijke provincies meer mensen naar zijn kerkdiensten in Ulrum. De
kerkelijke en landelijke overheden dachten aanvankelijk met een onbeduidend
protest te doen te hebben. Toen zij zich
realiseerden hoe groot de invloed van de Cock en de zijnen was werd hij geschorst,
daarna afgezet en belandde hij uiteindelijk drie maanden in de gevangenis. Er
werden militairen naar Ulrum gestuurd om de rust te handhaven. Bijeenkomsten
van de Cock, die zich met zijn geloofsgenoten in 1834 inmiddels
had afgescheiden van de Hervormde Kerk, waren aanvankelijk illegaal. Ook
verstoorden andersdenkenden of militairen nogal eens hun bijeenkomsten. Inmiddels
hadden de Cock en de zijnen door het hele land medestanders gekregen. Hun
gemeenschappen zijn na de afscheiding van de Hervormde Kerk in 1834 bekend
geworden als de Christelijk Afgescheidenen of Christelijk
Gereformeerden (niet te verwarren met de hedendaagse Christelijk
Gereformeerde Kerk). Tegenwoordig zijn de geestelijke erfgenamen van de
Cock terug te vinden in de verschillende gereformeerde kerkgenootschappen in
ons land en in Noord-Amerika. Vele Afgescheidenen emigreerden in de jaren
na de Afscheiding naar Amerika en vestigden zich vooral in de staten Michigan
en Iowa. Daar konden ze in alle rust volgens hun eigen overtuiging leven. Aan
de overkant van de oceaan zijn hun kerkgenootschappen bekend geworden als de Christian
Reformed Churches (CRC). 2 - De Doleantie van 1887 Aan het einde van de 19e eeuw was er
opnieuw grote onrust binnen de Hervormde Kerk. Weer betrof het een strijd
tussen rechtzinnigen en vrijzinnigen. Onder leiding van hun voorman Dr.
Abraham Kuyper verlieten rechtzinnigen andermaal de Hervormde Kerk en
stichtten de Nederduitsch Gereformeerde Kerk. Deze gebeurtenis is
bekend geworden als de Doleantie van 1887. Veel Dolerenden hebben
zich verenigd met de Afgescheidenen van 1834 en vormden in 1892 de Gereformeerde
Kerken. Degenen die zich in deze vereniging niet konden vinden stichtten
in hetzelfde jaar de Christelijk Gereformeerde Kerk. |