Oude mythen en de bijbel
Inhoud
2. Het vroege christendom en het Oude Egypte
3. Een historische lijn – Joden in Egypte
5. Intermezzo: Johannes 11 anders gelezen – als
mysteriespel
9. Kwesties en stellingen tot besluit
Door: Hans Meijer, februari 2017 (iets ingekort BS)
Inleiding
Recentelijk verschenen opmerkelijke boeken die ons uitdagen om de traditionele
visie op de bijbel grondig te herzien. Bijbelverhalen
– het geldt ook voor het evangelie – zijn gestoeld op oude mythen en dragen
daarom ook zelf een mythisch karakter.
Een ‘mythe’ is een verhaal over goden en helden
in een onbepaald verleden, dat niet werkelijk is gebeurd, maar waarin wel een
diepe waarheid wordt verteld over de wereld en het menselijk leven.
Literatuur:
- Edward van der Kaaij, De ongemakkelijke waarheid van het Christendom, De echte Jezus onthuld, Soest 2015
- Tjeu van den Berk, Het oude Egypte: bakermat van het jonge Christendom, Zoetermeer 2011
Stellingen ter overweging vooraf:
Het is niet
zo dat de oude volken letterlijke verhalen vertelden en dat wij nu zo slim zijn
ze symbolisch uit te leggen, maar dat zij ze in symbolische zin vertelden en
dat wij nu zo dom zijn ze letterlijk te nemen. (John D. Crossan,
*1934, Iers-Amerikaans Nieuwtestamenticus)
De zaak die
nu ‘christelijke religie’ heet, bestond reeds bij de
Ouden en is er sinds het begin van het menselijk geslacht altijd geweest.
Totdat Christus zelf in het vlees kwam. Toen begon men de ware religie, die reeds bestond, ‘christelijk’ te noemen. (Augustinus,
354-430, in Retractiones (herzieningen))
De menselijke
ziel is van nature christelijk. (Tertullianus,
160-230) De christelijke ziel is van nature menselijk. (Augustinus, 354-430)
Als alle religie is ook de christelijke boodschap gebaseerd op
universeel aanwezige ‘archetypen’ (symbolen
uit een ‘oer-begin’, ontsproten uit de menselijke psyche). De ‘materie’ van de
christelijke leer is oeroud; het ‘format’ is jong en
eigentijds.
Elementen als een goddelijk zoonschap, incarnatie, theogamie, maagdelijke
geboorte, goddelijke drieëenheid, verrijzenis uit de dood, verblijf in de onderwereld, onsterfelijke ziel,
mysterie-inwijding, rituele wassing, heilige maaltijd, geboortefeesten,
paasfeesten, een moedergodin, zijn in beginsel oermenselijk
en universeel.
Het vroege christendom is geënt op ideeën in het Oude Egypte. De
‘Joodse wortels’ van dit christendom zijn van Joods-hellenistische aard.
Dit Jodendom stond op gespannen voet met het monotheïstische, ritueel strikte
Jodendom in Jeruzalem. Dit Joods-hellenistische christendom is na de 2de eeuw
uit de hoofdstroom van de kerkgeschiedenis verdwenen.
Toch komt het als esoterische (‘geheime kennis’ voor ingewijden) traditie
telkens in de kerkgeschiedenis nog voor.
De esoterische wijsheid van Thoth-Hermes
stond op het punt door te breken in de westerse cultuur, toen de reformatie en
contrareformatie zich aandienden. De Egyptische wijsheid moest noodgedwongen
‘ondergronds’. Alchemisten, rozekruisers en
vrijmetselaars hielden dit erfgoed in ere. Ze lieten zich niet langer
inspireren door de rationeel-dogmatische begrippen van Rome, maar wel door de
Egyptische mysterie-religie. Mysterie is in het Latijn: sacrament.
In de eerste tempel (Salomo 968 v.C. – 586 v.C.) werden JHWH en Asjera vereerd. Dat blijkt uit archeologische
onderzoek en uit bijbelteksten. Maar de bijbel is vaak op orthodoxe wijze gelezen en
geïnterpreteerd.
El x
Asjera
Anath x Baäl
De Egyptische invloed op Kanaän was in het tweede millennium v.C.
al zeer groot.
Talloze Asjerabeeldjes zijn gevonden uit 700-600 v.C.
Vanaf 630 v Chr vindt onder koning Josia
(648 – 609 v Chr) een reformatie plaats (vgl. 2 Koningen 23:4).
In 609 v Chr bond Josia de strijd aan met Egypte,
nadat de farao Necho II met Assyrië oorlog ging
voeren tegen Mesopotamië en Juda had gevraagd om
vrije doorgang. Josia probeerde het
oprukkend Egyptisch hulpleger van Necho echter voor
Assyrië te stoppen, maar zijn leger werd verslagen en hij sneuvelde in deze
Slag bij Megiddo. Dit betekende het einde van Juda's onafhankelijkheid.
Dit zou de oorsprong kunnen zijn van de uittochtsmythe
over de confrontatie van Mozes met de farao. Onder de opvolgers van Josia komt de Asjeraverering weer
op.
Niet lang daarna (586 v Chr) komt de Babylonische bezetter en vluchten veel
Joden naar Egypte.
In Jeremia 43 en 44 lezen we over hoe Joodse vluchtelingen in
Egypte terecht komen.
In Boven-Egypte op het eiland Elephantine en bij het
Isiseiland Philae, vereerden Joden de godentriade Yaho (JHWH), zijn vrouw Anath
(‘de koningin van de hemel’) en hun zoon Ashim
Bethel. Ook in Jeruzalem bestond deze cultus voor 622. De laatste sporen van
Joden op het eiland Philae dateren van rond 400 v.C.
In het begin van onze jaartelling woonden vermoedelijk ongeveer 1
miljoen Joden in Palestina en 4 miljoen daarbuiten. Na Jeruzalem woonde in
Alexandrië de grootste Joodse gemeenschap. Wel een kwart van de bevolking.
Het christendom schoot wortel in Alexandrië, in een specifieke stroming van het
jodendom, dat al eeuwenlang in een
Egyptisch-hellenistisch proces was verwikkeld en sterk beïnvloed was door een
mysterie-mentaliteit.
De eerste grote denkers van het christendom, Clemens (150-215) en Origenes
(185-253/4), zijn Alexandrijnen.
Ook Athanasius (295-373), bekend van zijn Drieëenheidsleer, en Cyrillus
(375/380-444), bekend van zijn leer van Jezus als god en mens.
Mystagogie, geheimhouding, bestond in de oude kerk in
ruime mate. We komen het tegen bij kerkvaders als Clemens, Cyrillus,
Ambrosius en Augustinus.
Vanaf de 7de eeuw v Chr krijgen Grieken toestemming om zich in
Egypte te vestigen. Op initiatief van Pythagoras (580-500) scheppen zijn
leerlingen een Griekse mysteriereligie naar analogie van die van Egypte.
Het is een leer voor ingewijden, uitgespeeld in rituelen waarin het bovennatuurlijke,
leven en dood, boete en reiniging centraal staan.
Origenes heeft het nog over het ‘drama mystikon’. Het
speelde zich af over verschillende bedrijven op een toneel met drie
verdiepingen (hemel, aarde en onderwereld).
Als representant van de Egyptische Osiris (de stervende godmens die weer verrees) kiezen de Grieken Dionysos,
een minder belangrijke wijngod. Zij verenigen langzamerhand tot
Osiris-Dionysos.
Net na het begin van de jaartelling ontwikkelt zich
een Joodse mysteriegodsdienst die in het spoor van Osiris en Dionysos zijn
eigen stervende en verrijzende God gaat vereren. De aanhangers geloven dat de
Christus (Messias) zich manifesteert in de historische Jezus van Nazaret.
Een opkomende God tegen het begin van onze jaartelling is Serapis. Een god met een syncretistisch
karakter. Een samenvoeging van Osiris en Apis (god van de vruchtbaarheid, vaak
afgebeeld als een stier). In Alexandrië werd deze god ook vereerd als ‘Zeus-Serapis-Yahweh’. Veel
gehelleniseerde Joden herkenden hun eigen God in hem.
De veelkleurige religieuze cultuur van Alexandrië is uiteindelijk door de
christenen vernietigd. In de 5de eeuw is het ‘Serapeum
tempelcomplex’ een geheel van kerken en kloosters geworden.
De haat van christenen tegen Joden was nog groter dan tegen heidenen. In 412
wordt heel de Joodse gemeenschap, 40.000 mensen, uit Alexandrië verbannen. In
de eerste decennia van onze jaartelling kregen de Joden in Alexandrië het
moeilijk. Er ontstonden spanningen tussen Grieken en Joden wegens Joodse privileges.
De Joden hadden Julius Caesar in 48-47 v.C. geholpen bij de verovering van de
stad.
In de jaren ’30 n.C. verslechterden de verhoudingen. In 38 vond
een grote pogrom plaats. Is dit misschien de reden dat Paulus nooit in de
metropool Alexandrië is geweest? En ging de Alexandrijnse Apollos
daarom zijn ideeën in Korinte en Efeze
aan de man brengen (vgl. Handelingen 18:24)?
Veel onderscheid tussen Joden en christenen was er nog niet. Maar naast de
bestaande spanningen ontstond er ook een splitsing tussen Joden die zich wel
nauwgezet aan de Tora wilden houden en Joden die het
wat minder nauw namen.
Binnen het Jodendom werden de gehelleniseerde Joden op de achtergrond
gedrongen. En de christelijke gemeenschap, die uit steeds minder Joden ging
bestaan, verwijderde zich steeds meer van de Joodse gemeenschap.
Uit het diaspora-jodendom in Alexandrië ontstaat het type christendom zoals wij
het kennen. Het Farizees-rabbijnse Jodendom hield stand ten koste van het
gehelleniseerde Jodendom.
Het verhaal over Lazarus kan worden gelezen als een mysteriespel.
‘Lazarus’ is de ‘verjoodste’ naam van ‘Osiris’. Zijn
Egyptische naam is ‘Azar’.
De Joden maakten er ‘El-Azar’ van (‘El’ = god). De
Romeinen voegden er ‘-us’ aan toe.
Bethanië is afgeleid van ‘beth’ (huis) en ‘Anoe’ of ‘Ani’. In de Egyptische ‘Dodenboeken’ is het
de theologische naam van de plaats waar de riten van de dood, begrafenis en
opstanding van Osiris werden gevierd. Het is de plaats waar de mens zijn
symbolische dood onderging. Osiris heeft twee zusters: Isis en Nephtys.
In beide verhalen gaat het over een broer en twee zussen. In
piramideteksten van 2500 v.C. staat dat Osiris niet dood is maar slaapt in Anu, zijn rustplaats, in afwachting van de stem die hem
vandaag zal roepen naar buiten te komen.
Jezus is net als Horus ‘zoon van god’. “U bent gestorven, maar u zult leven”.
“Horus komt naar u toe, hij verwijdert de wikkels”. “Osiris spreekt weer tot
Horus, want hij heeft het kwaad op zijn vierde dag weggenomen.”
Maria van Magdala wordt wel beschouwd al ‘geliefde
van de Heer’ (mystiek te verstaan en niet letterlijk). In alle vier de
evangeliën staat het verhaal dat zij Jezus zalft voor zijn begrafenis. Het is
deze Maria, die net als Isis, drie dagen na de dood van haar bruidegom, naar
hem op zoek gaat om zijn lichaam te balsemen.
De teksten uit het Dodenboek en uit Johannes zijn bijna gelijkluidend.
‘Tuinman’ is van oudsher synoniem voor ‘geliefde van de godin’. De ‘tuin’ is
van oudsher symbool van het vrouwelijk lichaam. Johannes 20:17 ‘Houd mij niet
vast’ lijkt een latere toevoeging, want dit is volgens de oorspronkelijke mythe
juist wèl de bedoeling: het verwekken van nieuw leven uit de dood.
Ook in een ander verhaal komt de naam Lazarus voor, namelijk in
het verhaal van de rijke man en de arme Lazarus (Lukas 16:19-31). We vinden het
in verschillende varianten op Egyptische papyrus en in tal van Griekse en
Aramese versies.
‘Goden’ zijn verbeeldingen van de krachtige energieën die mensen
ervoeren in de natuur. Wat het verstand niet begreep werd door het onbewuste
via de verbeelding aangevuld. Veel mythologie is bovendien terug te voeren op
astrologie, op wat men waarnam aan bewegingen van zon, maan en sterren met alle
bijbehorende verschijnselen.
Voorbeeld: maancyclus van 28 dagen
met drie dagen duisternis;
zonnewende in december; de zonsverduistering bij
Jezus’ sterven heeft als mythische achtergrond: zon en maan hebben gemeenschap
met elkaar. Nieuw leven wordt geboren uit de dood/duisternis.
Het christelijke idee dat God mens wordt is ondenkbaar in het
Jodendom, maar staat wel centraal in het Oude Egypte. Voor Joden was er eerder
sprake van excarnatie: dat het ‘heilige’ zich
terugtrekt uit het profane.
In-carne:
in je lichaam komen
Het is een diepe overtuiging van de Joden geweest dat zij uit Egypte getrokken
waren. Het nieuwtestamentisch christendom sluit daarom meer aan bij de
Egyptische Joods-hellenistische traditie. Ook de Griekse filosofie kent geen
incarnatie in eigenlijke zin. Goden blijven goden en mensen mensen.
Maar Egyptische theologen ontwikkelden de incarnatiegedachte al 3000 v.C.
In de Osiris-Christus-mythe staan wordings- en
transformatieprocessen centraal. Menswording van het goddelijke en verrijzenis
uit de dood. Egyptenaren ervoeren dit in de opkomst van de zon, in kikkers en
mestkevers. Van oorsprong was Osiris waarschijnlijk een vruchtbaarheids- en vegetatiegod en de god van het dodenrijk. Hij verschijnt
rond 2350 v.C. in piramideteksten.
Seth vermoordt Osiris. Isis heeft op wonderlijke wijze toch nog gemeenschap met
het dode lichaam van haar man. Horus wordt geboren. Jaarlijks werd de geboorte
van het goddelijk kind gevierd. Dè geboortemythe is
die van Horus uit Isis. Het ging ook samen met de geboorte van farao, die
duizenden jaren achtereen plaatsnam als een nieuwe Horus op de troon.
De verhalen werden opgevoerd in een mysteriespel. Een groot mysteriespel werd
opgevoerd in Abydos, midden-Egypte aan de Nijl. Aan
het einde verscheen de verrezen Osiris. De Grieken noemden het ‘Epiphania’.
Het festival houdt 2500 jaar stand, tot 391 n.C., als de katholieke keizer
Theodosius alle heidense tempels laat sluiten.
Verschillende beelden die men aanzag voor Maria, bleken Isis voor
te stellen. De ‘moeder Gods’ hebben de christenen overgenomen in hun
afbeeldingen.
Enkele dogma’s uit de oecumenische
belijdenisgeschriften:
- 325 Nicea: de Zoon is van hetzelfde wezen als de Vader;
- 381 Constantinopel: de heilige Geest is gelijk aan de Vader en de Zoon;
- 431 Efeze: de maagd Maria is de moeder van God;
- 451 Chalcedon: Jezus heeft twee naturen (de Egyptische kerk werd hier
uitgestoten omdat die vasthield aan één god-menselijke natuur van Jezus).
Overeenkomsten tussen Osiris en Christus:
1. deel van drieënige
godheid
2. god geïncarneerd in menselijke gestalte
3. zijn menselijke natuur heeft deel aan lijden en sterven
4. hij daalt af in de onderwereld
5. hij verrijst uit de dood na drie dagen
6. hij spreekt een oordeel uit over de onsterfelijke ziel
7. er is een sacramentele inwijding in hun mysteries
Noch bij de Grieken, noch bij de Joden zijn deze elementen samen
te vinden. Ze bestonden echter al eeuwen in het Oude Egypte. Een priester uit
Memphis (2000 v.C.) zou zijn eigen opvattingen hebben herkend in de
geloofsbelijdenis van Nicea (325).
Christenen konden hun idee over de onsterfelijke ziel alleen vinden bij de Egyptenaren, niet bij de Joden
en zelfs niet bij de Grieken. Dit geldt ook voor het directe oordeel na het
sterven. En voor opstanding uit de dood met een bezield lichaam.
Veel vroege tekstfragmenten van het evangelie uit de 2de, 3de en
4de eeuw zijn in Egypte gevonden. Het christendom heeft zich daar dus snel verspreid.
De geboorteverhalen van Matteüs en Lukas staan dichter bij de
Egyptische geboorteverhalen dan bij welke tekst in het Oude Testament ook. De
kern ervan is: de goddelijke verwekking van een koningszoon via de bevruchting
van een mensenvrouw door God zelf.
De Egyptische mythe pleit ervoor om de maagdelijke geboorte in het
evangelie niet letterlijk op te vatten. Amon (de Amon-cultus ging vooraf aan
die van Osiris) heeft gemeenschap met de koningin-moeder in de gedaante van
haar man. De farao werd daarom als zoon van god gezien, ook al was zijn moeder
feitelijk gezien geen maagd.
Voor een farao was het gebruikelijk 14 voorouders te vereren. Vergelijk de
driemaal 14 geslachten in het register van Matteüs 1. In de evangelische
geboorteverhalen is het mythische materiaal in een historische context
geplaatst, om het begrijpelijker te maken. Dit materiaal was eerder al
opgenomen in volkse vertellingen.
Uit de ‘Legende van Jeremia’ (Alexandrië,
eerst helft 1ste eeuw): ‘Jeremia heeft een teken aan Egyptische priesters
gegeven. Daarom vereren zij tot vandaag de dag een maagd in
het kraambed en leggen zij een zuigeling in een kribbe en aanbidden die.’
Het kribbeverhaal bestond al bij Egyptische priesters. Het werd door de
evangelist Lukas toegepast op de ‘nieuwe Horus’: Jezus van Nazaret. De
evangelisten waren Hellenistisch-Egyptische Joden-christenen. Het motief van de
geboorte van een kind dat als redder zal opstaan, bezielde hele generaties, ook
al in de eeuwen voor het begin van onze jaartelling (vgl. Jesaja 9:5).
Vanaf ongeveer 1000 v.C. wordt Egypte achtereenvolgens door
verschillende grootmachten bezet: Lybiërs, Nubiërs/Ethiopiërs, Assyriërs, Perzen, Grieken en Romeinen.
In deze benarde tijden bood een godenpaar uitkomst dat deelde in het lijden en
de dood.
Een heilige familie hield de morele waarden hoog. De cultus van
Osiris-Isis-Horus verdringt die van Ra-(Amon-Ptah).
Vanaf de 4de eeuw v.C. verspreid zijn overal in het Middellandse Zeegebied
Isisheiligdommen te vinden, ook aan de uiterste randen van het Romeinse rijk
(Den Haag, Voorburg, Nijmegen).
Jezus
heeft zeker Isistempels gekend. Nazaret lag een kilometer van Sepphoris, een Hellenistische moderne stad. Waar Romeinse
garnizoenen lagen (Jeruzalem, Kafarnaüm, Caesarea
o.a.) waren Isistempels.
Pas in 391 komt er een verbod op heidense cultusbeoefening op gezag van keizer
Theodosius. In Egypte bestaat de cultus tot in de 5de eeuw. De tempel op Philae wordt pas gesloten in 537 onder keizer Justinianus.
De Isiscultus wordt voortgezet in de Mariaverering. Maar je kan deze voortzetting ook zien als de ‘wedergeboorte’ van
het archetype van de ‘hemelmoeder’. Vergelijk Openbaring 12 over de vrouw en de
draak. De voorstelling doet sterk denken aan de klassieke Osirismythe. Alle
vrouwen in Openbaring (moedermaagd,
hoer van Babylon, de bruid) komen voort uit één archetype: de anima mundi, de wereldziel.
In de Griekse mythologie is het Tyfoon die de sterren van hun plaats slingert
en in zee doet storten. Als in de 6de eeuw v.C. werd Tyfoon gecombineerd en
zelfs geïdentificeerd met Seth. Tyfoon doodt Dionysos zoals Seth Osiris. De
voorstelling uit Openbaring is ook terug te voeren op de astrologie. Osiris
werd gezien in sterrenbeeld Orion en Seth in de Poolster en de Grote Beer.
In 1950 maakte de Rooms-katholieke kerk de ‘Maria-ten-hemel-opneming’
tot dogma. Zonder waarschijnlijk een flauw vermoeden van de achtergronden ervan
gaf paus Pius XII ‘de godin’ weer een plaats aan/in de hemel.
In hoeverre is ons geloof afhankelijk van een historische Jezus?
In elk geval is het ontstaan van de wereldkerk beter verklaarbaar op basis van
de goddelijke Christus, die zonder historische Jezus kan.
Is rond een historische Jezus mythevorming ontstaan òf is een
mythische Jezus in een historische context geplaatst? Heeft een goddelijke
Christus zich dus ontwikkeld tot een historische Jezus? Niet de historie is
gemythologiseerd, maar de mythe is gehistoriseerd.
Waarom geeft Paulus, die historische gezien dichter bij Jezus
stond dan de evangelisten, geen historische informatie over hem? Was slechts de
mythische Christus voor hem relevant?
Heeft Paulus op een reeds bestaande Joodse versie van
de Egyptische Osirismythe voortgeborduurd? En heeft hij – omdat voor Joden een godmens een onoverkomelijk
probleem is – gekozen voor een accent op de messiasfiguur?
Bij het Farizees-rabbijnse Jodendom sloeg de Hellenistisch-Joodse god-mensmessias niet aan, wel bij de heidenen. Het dreef Joden
en heidenen uiteen.